23-01-2025

23 janvier 2025
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

23 janvier 2025

Slide 1 - Tekstslide

Ik maak zinnen met behulp van de foto's met bezittelijke voornaamwoorden.
Ce sont les entraîneurs de l'équipe.
Ce sont leurs entraîneurs.
C'est le ballon du petit garçon.
C'est son ballon. 
C'est l'amie du garçon.
C'est son amie.
Les objectifs 
  1. Je kan de tijd in het Frans geven.
  2. Je kan een mogelijkheid uitdrukken met behulp van het werkwoord pouvoir (kunnen).
  3. Je kan een gesprek voeren om een afspraak maken met een vriend.

Slide 2 - Tekstslide

18, 19,20,21 22 P68-69
DONNER  L'HEURE
1. Combine. 




2. Réponds à la question.
a. 15 min
1. midi
b. 30 min
2. et quart 
c. 12h00
3. minuit
d. 00h00
4. et demie
Deux quarts d'heure c'est combien de minutes?

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DONNER  L'HEURE
Il est quelle heure? Il est ...........................

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

POUVOIR (herhaling)
Quoi :Fais l'exercice 8B P57
Comment : Seul (1) ou avec ton voisin (2)
Temps : 4 minutes
timer
4:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

POUVOIR
  • Pouvoir betekent in het Nederlands 2 dingen. Welke?
  • Kunnen en mogen.
  • Hoe zou je vragen aan iemand of hij kan ergens zijn, iets doen, enz... ?
  • "Kun je er zijn?”/ “Kunt u iets doen?”
  • In het Frans is het zelfde zinsopbouw. Vertaal de 2 bovenste zinnen in het Frans. Hulp : Er = "là" en iets = quelque chose

timer
4:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

POUVOIR prendre un rendez-vous
Quoi : Fais l'exercice 17 A 
Comment : en groupe de 2
Temps : 5 minutes
Fini? : fais l'exercice 17 B
Comment : en groupe de 2
Temps : 8 minutes


timer
8:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

23 janvier 2025

Slide 8 - Tekstslide

Ik maak zinnen met behulp van de foto's met bezittelijke voornaamwoorden.
Ce sont les entraîneurs de l'équipe.
Ce sont leurs entraîneurs.
C'est le ballon du petit garçon.
C'est son ballon. 
C'est l'amie du garçon.
C'est son amie.
Les objectifs 
  1. Je weet en kan de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken. 
  2. Je kan een gesprek die over hobby's en sport begrijpen.


Slide 9 - Tekstslide

18, 19,20,21 22 P68-69
Het bezittelijk voornaamwoord
Quoi : Fais l'exercice 18 P68
Comment : en groupe de 2
Temps : 8 minutes
Fini : Lis les questions de l'exercice 19.

timer
8:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bezittelijk voornaamwoord
1. Écoute le dialogue et répond aux questions ex 19 P 68.
2. Correction
3. Exercice 20 P 68

timer
8:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Questions?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les devoirs pour mardi 3 février.
Apprendre 5 et 6 (formatieve toets)
Exercices = révisions  8G et 16 F P83-84

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies