Taalverzorging H4 en H5

Nederlands 1D
Hoofdstuk 4 en 5 taalverzorging
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 1D
Hoofdstuk 4 en 5 taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les leren?
Aan het eind van deze les kun je..
  1. de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen.
  2. de meervouden die eindigen op -en goed spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Daar gaan we!

Slide 3 - Tekstslide

Om de persoonsvorm in een zin te vinden, moet ik..
A
De zin vragend maken.
B
De zin in een andere tijd zetten.
C
De zin langer maken.
D
De zin omdraaien.

Slide 4 - Quizvraag

Hoe zetten we de persoonsvorm in de goede tijd? 

Slide 5 - Tekstslide

Laten we dat weer eens herhalen

Slide 6 - Tekstslide

Wat is 'stam'?

Slide 7 - Tekstslide

Geheugensteuntje.. 

Slide 8 - Tekstslide

Ik (lopen) samen met oma over straat.

Slide 9 - Open vraag

Ik ben verkouden en (hoesten) heel veel.

Slide 10 - Open vraag

Mijn verkouden opa (hoesten) al de hele week.

Slide 11 - Open vraag

Fouzia (vinden) het niet leuk dat Eli zonder haar naar de stad gaat.

Slide 12 - Open vraag

In het weekend (telefoneren) ik minstens een uur met mijn vriend.

Slide 13 - Open vraag

Sinds drie maanden (wonen) mijn beste vriend bij mij in de straat.

Slide 14 - Open vraag

Met een beetje geluk (raden) ik de oplossing wel.

Slide 15 - Open vraag

Gelukkig (blijven) Willemijn hier nog een tijdje.

Slide 16 - Open vraag

Samen met mijn broertje (graven) ik een gat in de tuin om het konijn te begraven.

Slide 17 - Open vraag

Onze kat (houden) erg van spelen met zijn balletje.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Woordweb

Door mijn allergie (niezen) ik in het voorjaar soms uren achter elkaar.

Slide 20 - Open vraag

Fouzia (vinden) het niet leuk
A
klimt
B
in
C
de kat
D
boom

Slide 21 - Quizvraag

De ober brengt twee lekkere broodjes.
A
de ober
B
ons
C
twee lekkere broodjes
D
brengt

Slide 22 - Quizvraag

De supermarkt sluit om zaterdag om 6 uur.
A
zaterdag
B
sluit
C
de supermarkt
D
6 uur

Slide 23 - Quizvraag

Lezen jullie graag griezel verhalen?
A
lezen
B
jullie
C
griezelverhalen
D
graag

Slide 24 - Quizvraag

Op donkere dagen controleert de politie vaker fietsverlichting.
A
donkere dagen
B
fietsverlichting
C
politie
D
controleert

Slide 25 - Quizvraag

Dat ging goed!

Slide 26 - Tekstslide

Nu gaan we het nog wat moeilijker maken.

Slide 27 - Tekstslide

Door naar de openvragen.

Kun je ook hier het onderwerp vinden?

Slide 28 - Tekstslide

Let op het onderwerp kan uit meer dan één woord bestaan.

Slide 29 - Tekstslide

In het wild zorgen leeuwinnen voor het voedsel voor de groep.

Slide 30 - Open vraag

New York is een fantastische stad!

Slide 31 - Open vraag

Verschillende soorten dieren houden elk jaar een winterslaap.

Slide 32 - Open vraag

De grootste talenten mogen meedoen aan het wereldkampioenschap.

Slide 33 - Open vraag

De bezoekers van de kermis hadden een hoop plezier.

Slide 34 - Open vraag

In Nederland worden elk jaar zeven miljoen goudvissen verkocht.

Slide 35 - Open vraag

Jullie zijn toppers!

Slide 36 - Tekstslide

Weten jullie ook nog wat de ik-vorm is?

Slide 37 - Tekstslide

Laten we dat eens testen..

Slide 38 - Tekstslide

De ik vorm van vangen is:
ik

Slide 39 - Open vraag

De ik vorm van gooien is:
ik

Slide 40 - Open vraag

De ik vorm van gapen is:
ik

Slide 41 - Open vraag

De ik vorm van lopen is:
ik

Slide 42 - Open vraag

De ik vorm van kiezen is:
ik

Slide 43 - Open vraag

De ik vorm van schroeven is:
ik

Slide 44 - Open vraag

De ik vorm van verhuizen is:
ik

Slide 45 - Open vraag

Dat was 't dan.

Slide 46 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag:
  1. Via de bundel naar overhoren H4 taalverzorging en maak alle opdrachten.

2. Ga naar de dieter sneller app en oefen met het onderwerp zoeken, werkwoordspelling 'hebben'en 'zijn'verleden tijd en de ik-vorm van een werkwoord.

Slide 47 - Tekstslide

Wat gaan we deze les leren?
Aan het eind van de les kun je..
  1. zijn, hebben, willen, kunnen en zullen op de juiste manier gebruiken.
  2. woorden met i, ie en y goed spellen.

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide