Netwerken en transportmedium

Datacommunicatie
Netwerken en transportmedium

Module 5 - §2.1 t/m §2.2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformaticaMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Datacommunicatie
Netwerken en transportmedium

Module 5 - §2.1 t/m §2.2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kan je vier typen netwerken benoemen met elk een kenmerk, ken je verschillende soorten servers en ken je drie verschillende soorten typen bekabeling met bijbehorende kenmerken.

Slide 2 - Tekstslide

Een stukje geschiedenis
In het begin van datacommunicatie was er spraken van computersystemen waaraan terminals. Elke handeling op al die toetsenborden werd in dat ene systeem verwerkt. Vervolgens werd het ingevoerde karakter in het geheugen van de centrale computer opgeslagen en werd de echo op het beeldscherm bij dat toetsenbord weergegeven.

Slide 3 - Tekstslide

Een stukje geschiedenis
Losse computers (personal computer) die verbonden zijn met een (lokaal) netwerk.

Slide 4 - Tekstslide

Distributed processing

Het rekenwerk is verdeeld over meerdere computers.
Central processing

Het rekenwerk vindt plaats op één computer, bijvoorbeeld een mainframe.

Slide 5 - Tekstslide

Combinatie
De mogelijkheid om via internet gegevens uit een database op te vragen, bijvoorbeeld als je met Google een zoekopdracht geeft, is een combinatie van central processing en distributed processing. Het bevragen van de database gebeurt met software op de server: central processing. De gegevens worden vervolgens in HTML naar de gebruiker gestuurd, waar op het lokale device de vertaling van de HTML-code in de browsersoftware plaatsvindt: distributed processing.

Slide 6 - Tekstslide

Cloud computing is een voorbeeld van..
A
Distributed processing
B
central processing

Slide 7 - Quizvraag

Netwerktopologieën
Met een topologie geven we aan op welke wijze computers onderling ingedeeld en gekoppeld zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Busnetwerk






Computers communiceren met elkaar via één enkele verbinding. De uiteinden hiervan zijn niet met elkaar verbonden. Ze zijn afgesloten door middel van een terminator, die het weerkaatsen van het signaal aan het einde van de kabel moet voorkomen.
Ringnetwerk






Bij een ringnetwerk loopt er één kabel als een ring langs alle knooppunten. Gegevens worden in één richting door de ring verzonden en door het eerstvolgende knooppunt doorgegeven, net zolang tot ze bij het bestemmingsstation aankomen.

Slide 9 - Tekstslide

Maasnetwerk






Bij een volledig maasvormig netwerk bestaat er een verbinding tussen álle knooppunten.
Sternetwerk






Bij een sternetwerk zijn alle computers verbonden met één centraal punt.

Slide 10 - Tekstslide

Als je naar je netwerk thuis kijkt, welke topologie heeft deze?
A
Busnetwerk
B
Ringnetwerk
C
Maasnetwerk
D
Sternetwerk

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een nadeel van een busnetwerk?
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

Wat is een nadeel van een maasnetwerk?
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

AMS-IX
De Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX), een van de grootste internetknooppunten van de wereld, is een 'schakelkast' met zeer snelle routers en verbindingen. Klanten zoals KPN huren routers die zij verbinden met hun achterliggende netwerk. Deze routers zijn in de AMS-IX verbonden in een sternetwerk. Om storingen te voorkomen is de centrale knoop viervoudig uitgevoerd. Je krijgt zo een maasnetwerk met een sterstructuur als basisvorm.

Slide 14 - Tekstslide

Servers

Slide 15 - Tekstslide

Soorten servers
Servers worden onderverdeeld op basis van de geleverde functionaliteit:
  • Een fileserver dient als opslaglocatie voor bestanden
  • Een applicatieserver dient als platform waarop de applicaties draaien
  • Een printserver zorgt ervoor dat printopdrachten worden afgehandeld
  • Een mailserver zorgt ervoor dat e-mail ontvangen en verstuurd kan worden
  • Een webserver ontvangt de aanvragen voor webpagina's en verstuurt die aan de aanvrager

Slide 16 - Tekstslide

Meerdere functies
Op één fysieke server kunnen meerdere functies draaien. Een server kan dus bijvoorbeeld zowel een fileserver als een printerserver zijn.

Slide 17 - Tekstslide

Client-serverconcept
Tegenover de server staan de clients. Dit zijn de werkstations die door de server bediend worden en waarop de gebruikers werken. De server stelt de gemeenschappelijk gebruikte apparatuur en bestanden aan de clients ter beschikking. Verwerking vindt zowel op de server als op de clients plaats.

Slide 18 - Tekstslide

Netwerkbeveiliging
Omdat netwerken aan alle kanten bedreigd worden, moeten ze goed beveiligd worden. Netwerkbeveiliging is voor de meeste bedrijven letterlijk van levensbelang.

Slide 19 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van hoe je een netwerk kan beveiligen.
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

Fysieke toegangsbeveiliging
De toegang tot ruimtes waar netwerkapparatuur staat kan zo worden beveiligd dat alleen mensen met een toegangscode toegang kunnen hebben.

Slide 21 - Tekstslide

Logische toegangsbeveiliging
Logische toegangsbeveiliging is de softwarematige beveiliging van een computernetwerk. Voorbeelden hiervan zijn het instellen van een gebruikersnaam en wachtwoord of het instellen van lees- en schrijfrechten.

Slide 22 - Tekstslide

Netwerk met strong authentication
Een netwerk met strong authentication combineert logische met fysieke beveiliging; het bestaat niet alleen uit een beveiliging met software en wachtwoorden, maar hanteert ook een fysieke beveiliging met een bepaald object. 


Slide 23 - Tekstslide

Firewall
Een firewall heeft niet zozeer te maken met het al dan niet toegang verlenen aan personen om bestanden te benaderen. Een firewall heeft tot doel bepaalde vormen van verkeer tussen een computer of een lokaal netwerk en de rest van het internet onmogelijk te maken.

Slide 24 - Tekstslide

Bekabeling
COAX
Twisted-pair
Glasvezel

Slide 25 - Tekstslide

Twisted-pair
Twee soorten twisted-pair
UTP = Unshielded Twisted-Pair 
STP = Shielded Twisted-Pair

Slide 26 - Tekstslide