Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandig naamwoord
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zelfstandig naamwoord
Slide 1 - Tekstslide
Wat ga je leren / wat ga je doen
- Je weet wat een zelfstandig naamwoord is (znw).
- Je kunt het znw in de zin aanwijzen.
- Je maakt een werkblad met znw.
Slide 2 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord
Alle woorden met 'de' en 'het' (lidwoorden)
Mensen: de man, de bakker, het kind
Dieren: het paard, de koe, de kat
Dingen: de tafel, het bord, de vork
Slide 3 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord
Ook
namen
Van mensen: Obada, Mayling, Stasya, januari
Van plaatsen/landen: Rotterdam, Thailand, Polen
Geen 'de' of 'het', maar wél znw
Ze beginnen altijd met een hoofdletter!
Slide 4 - Tekstslide
de kikker
de automonteur
Amersfoort
de mixer
mens
dier
ding
naam
Slide 5 - Sleepvraag
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
kleine
B
straat
C
Parijs
D
bakker
Slide 6 - Quizvraag
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
kalender
B
muur
C
kast
D
dure
Slide 7 - Quizvraag
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Franeker
B
vandaag
C
doekje
D
bladeren
Slide 8 - Quizvraag
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Stockholm
B
potlood
C
buiten
D
Marieke
Slide 9 - Quizvraag
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
thee
B
toetsenbord
C
Pieter
D
lopen
Slide 10 - Quizvraag
Samenstellingen
Je kunt soms 2 zelfstandige naamwoorden aan elkaar plakken zodat het 1 woord wordt: een samenstelling.
voet+bal = voetbal
bad+kamer = badkamer
fiets+sleutel = fietssleutel
Slide 11 - Tekstslide
rug
fiets
hand
zeil
zak
sleutel
doek
boot
Slide 12 - Sleepvraag
+
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
+
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
+
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
+
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Tekstslide
+
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
de
of
het
?
Soms maak je een samenstelling met een de-woord
en een het-woord.
Welk lidwoord moet je dan gebruiken voor de samenstelling?
Kijk naar het
achterste woord
.
het fruit + de schaal = de fruitschaal
de fiets + het pad = het fietspad
Slide 23 - Tekstslide
zakmes
De zak
Het mes
A
de
B
het
Slide 24 - Quizvraag
zandbak
Het zand
De bak
A
de
B
het
Slide 25 - Quizvraag
zeilboot
Het zeil
De boot
A
de
B
het
Slide 26 - Quizvraag
Zelfstandige naamwoorden
Mensen, dieren of dingen
Met 'de' of 'het'
Namen (beginnen met een hoofdletter)
Samenstellingen: 2 zelfstandige naamwoorden samen
De of het? Kijk naar het 2e woord
Slide 27 - Tekstslide
Welke samenstelling weet je?
Slide 28 - Woordweb
Ik begrijp wat een zelfstandig naamwoord is
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 29 - Poll
Ik begrijp wat samenstellingen zijn
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 30 - Poll
Meer lessen zoals deze
Zelfstandige naamwoorden
Februari 2024
- Les met
31 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
A-geel: samenstellingen
Juni 2023
- Les met
30 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Op schrift 6: uitnodiging -> samenstellingen
December 2023
- Les met
19 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
hfdst7samenstelling
Januari 2024
- Les met
26 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
CP4 herhaling H4 'over de schreef'
December 2023
- Les met
37 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Les Nederlands jaar 2 periode 2 les 7 Samenstellingen
December 2022
- Les met
35 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
D3 woordenschat h4, samenstellingen (week 6, les 1)
Oktober 2021
- Les met
39 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Zelfstandig naamwoorden en lidwoorden (mv en verkl.w)
December 2022
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2