100424 vroeger/nu/Klanken herhalen, hebben, zijn

Programma

Spreken: vroeger-nu
Schrijven
Klanken oefenen
Klankspel

Lezen
Thema



1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma

Spreken: vroeger-nu
Schrijven
Klanken oefenen
Klankspel

Lezen
Thema



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

vroeger
  • in het verleden
  • vroeger - later
  • zin: Vroeger liepen de mensen in Nederland op klompen.
  • zin: Vroeger woonde ik in Haarlem.

Slide 3 - Tekstslide

Vroeger

Slide 4 - Tekstslide

Spreken
Stel elkaar vragen over nu en vroeger. Gebruik de goede werkwoorden!
Bijvoorbeeld:
  • Waar woon je nu?
  • Waar woonde je vroeger?
  • Hoeveel kamers heeft je huis nu?
  • Hoeveel kamers had je huis vroeger?
Bedenk zelf nog meer vragen.

Slide 5 - Tekstslide

Vroeger
nu
Bellen

Slide 6 - Tekstslide

Vroeger
Nu
Televisie kijken

Slide 7 - Tekstslide

Vroeger en nu
zijn
Vroeger was ik ...
Nu ben ik ...
moeten
Vroeger moest ik...
Nu moet ik ...
doen
Vroeger deed ik ...
Nu doe ik ...
hebben
Vroeger had ik ...
Nu heb ik ...
kunnen 
Vroeger kon ik ...
Nu kan ik ...
gaan
Vroeger ging ik ...
Nu ga ik ...
wonen
Vroeger woonde ik ...
Nu woon ik ...
Maak zinnen!

Slide 8 - Tekstslide

Welke klank hoor je?
A
/oo/
B
/oe/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 9 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/oo/
B
/oe/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 10 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/oo/
B
/oe/
C
/eu/
D
/ui/

Slide 11 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/i/
B
/e/
C
/ee/
D
/aa/

Slide 12 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/ie/
B
/ei/ij/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 13 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/ie/
B
/ei/ij/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 14 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/ie/
B
/e/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 15 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/i/
B
/e/
C
/aa/
D
/a/

Slide 16 - Quizvraag

tweetekenklanken

Slide 17 - Tekstslide

Vul in:
Mijn vader en mijn moeder zijn mijn ______.

Slide 18 - Open vraag

Vul in:
________ woon jij?

Slide 19 - Open vraag

Vul in:
________ ben jij?

Slide 20 - Open vraag

Vul in:
______ is je naam?

Slide 21 - Open vraag

Vul in:
Ik heb een dochter. _____ heet Aisha.

Slide 22 - Open vraag

Vul in:
Ik heb een broer. _____ heet Wim.

Slide 23 - Open vraag

Vul in:
Mijn ouders zijn opa en oma.
_____ hebben zes kleinkinderen.

Slide 24 - Open vraag

Hij ____ mijn broer.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 25 - Quizvraag

De meisjes _____ zusjes.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 26 - Quizvraag

De docent ____ vandaag ziek.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 27 - Quizvraag

______ jij een jongen?
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 28 - Quizvraag

Hoe oud _____ jij?
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 29 - Quizvraag

De jongens _____ nieuwe schoenen.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 30 - Quizvraag

Mijn neefje _____ een zusje.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 31 - Quizvraag

______ jij een grote familie?
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 32 - Quizvraag

Mijn zus en ik _____ geen broer.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 33 - Quizvraag

Vul een goede vorm van hebben in:
Vandaag _____ de leerlingen een toets.

Slide 34 - Open vraag

Vul een goede vorm van hebben in:
Het kind ______ een lieve oma.

Slide 35 - Open vraag

Vul een goede vorm van zijn in:
Je oma _____ oud.

Slide 36 - Open vraag

Vul een goede vorm van zijn in:
Wij ____ morgen vrij.

Slide 37 - Open vraag

Vul een goede vorm van zijn in:
______ jij lief?

Slide 38 - Open vraag

Wat hoor je?

Slide 39 - Open vraag

Wat hoor je?

Slide 40 - Open vraag

Wat hoor je?

Slide 41 - Open vraag

Wat hoor je?

Slide 42 - Open vraag

Wat hoor je?

Slide 43 - Open vraag

Wat hoor je?

Slide 44 - Open vraag

Heb je vragen over thema 1?

Slide 45 - Open vraag

Slide 46 - Video