oefentoets hfs 5,6 nabespreken

timer
1:00
moeilijk aan deze toets was..
1 / 23
volgende
Slide 1: Woordweb
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

timer
1:00
moeilijk aan deze toets was..

Slide 1 - Woordweb

timer
1:00
niet te moeilijk was..

Slide 2 - Woordweb

vraag 1
T2 = toepassen in een nieuwe context.    - 3 punten
Gebruik bron 1.  Het gedrag van de adel aan het hof zoals dat in de bron wordt beschreven, wordt door Lodewijk XIV gestimuleerd. Licht dit toe door: 
- te noemen welk gedrag van deze adel wordt beschreven en
- uit te leggen welk politiek doel Lodewijk XIV nastreeft door dit gedrag te stimuleren.

* hofdames = dames aan het hof die een nog hogere adel begeleiden en helpen. Ze zijn van ADEL.
* hertogin van Bourgondië: Zeer hoge adel, zeer dicht bij de koning.

Slide 3 - Tekstslide

STAPPEN
1) De vraag: Wat moet je doen?
- Benoem het soort gedrag in de bron
- Uitleggen voor welk politiek doel Lodewijk XIV dat gedrag stimuleert.

2) Bronvraag, dus bijschrift en inhoud bron lezen: maker, onderwerp
Maker: brief van hertogin, schoonzus van koning.
Onderwerp: geruzie onder de adel, wie mag er dichtbij de hertogin? De koning lijkt erachter te zitten.

3) Welke leerstof heb je nodig? In welke paragraaf staat dat?
5.1 streven naar absolutisme, koning wil edelen aan het hof om hen te controleren



Slide 4 - Tekstslide

Drie vragen aan jullie:
  1. wat is het gedrag van de adel?
  2. Wat is het doel van de koning?
  3. Welk middel gebruikt de koning?

Slide 5 - Tekstslide

Noteer eerst het gedrag van de adel:
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Noteer nu het uiteindelijke politieke doel van de koning:
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

waarom zou de koning het geruzie van de adel stimuleren?
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

antwoord:
Gedrag: hofdames (adel) vechten om stoelen dicht bij de hertogin (schoonzus koning).

Politiek doel: Lodewijk XIV streeft ernaar dat alle macht in zijn handen blijft / dat hij absolute macht behoudt; (1)
Middel in de bron: Door het stimuleren van de onderlinge concurrentie tussen de edelen voorkomt Lodewijk dat de edelen tegen hem (kunnen) samenspannen (1)

Slide 9 - Tekstslide

vraag 2
T2 Vraag 2 (3P)  -  bron met twee beweringen die je moet uitleggen.

 
Schilderij uit 1629. Stadsgezicht op Dordrecht

Beweringen:
1 -Je kunt met dit schilderij de bloei van de Republiek op twee verschillende terreinen illustreren.
2 -Het stadsbestuur wil met het ophangen van dit schilderij in het stadhuis een politieke boodschap uitdragen.

timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

AANDACHTSPUNTEN
Opdrachtgever: stadsbestuur Dordrecht

 
Toelichting schilderij: stadsgezicht met vissersboten te zien, vlotten met hout uit Duitsland, vrachtschepen en twee jachten die het Dordtse stapelrecht op de handel in ijzererts controleren

2) Welke leerstof heb je nodig? In welke paragraaf staat dat?
-  5.2 Burgerlijke cultuur
-  KA 24: de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
- De terreinen: Politiekbestuurlijk / economisch / sociaal / cultureel


Slide 11 - Tekstslide

herhaling: 4 terreinen
  •  politiek-bestuurlijk: alles wat te maken heeft met de verdeling van macht, de organisatie van het bestuur, het denken over bestuur en het maken, uitvoeren en controleren van wetten en regels;
  • sociaal: alles wat te maken heeft met verschillen tussen groepen mensen in een samenleving en het denken hierover;
  • economisch  alles wat te maken heeft met de manier waarop mensen in hun onderhoud voorzien en de manier waarop de opbrengst van het werk onderling wordt verdeeld;
  • cultureel: alles wat te maken heeft met de ideeën van mensen en de manier waarop ze zich uiten, bijvoorbeeld in hun gewoonten en regels, geloof, kunst en wetenschap.

Slide 12 - Tekstslide

Je kunt met dit schilderij de bloei van de Republiek op twee verschillende terreinen illustreren.

Slide 13 - Open vraag

2 -Het stadsbestuur wil met het ophangen van dit schilderij in het stadhuis een politieke boodschap uitdragen.

Slide 14 - Open vraag

Vraag 3
T2 - (3P) 

Gebruik bron 3

Stel: je onderzoekt hoe de bevolking van de Republiek eind 18e eeuw dacht over het idee van burgerbewapening. 

Is de bron bruikbaar voor je onderzoek? 
Ga in je antwoord in op de relevantie, de betrouwbaarheid en de representativiteit van de bron.

* voor TW2 alleen maar letten op het eerste deel: relevantie (= bruikbaarheid)




Slide 15 - Tekstslide

Is de bron bruikbaar voor je onderzoek?
Ga in je antwoord in op de RELEVANTIE van de bron.

Slide 16 - Open vraag

Is de bron bruikbaar voor je onderzoek?
Ga in je antwoord in de BETROUWBAARHEID van de bron.

Slide 17 - Open vraag

Is de bron bruikbaar voor je onderzoek?
Ga in je antwoord in de REPRESENTATIVITEIT van de bron.

Slide 18 - Open vraag

Vraag 4
T1 Vraag 4 (2P) T1= Toepassen zoals geoefend

Leg met twee voorbeelden uit dat de Franse Revolutie een voorbeeld is van een democratische revolutie.

AANDACHTSPUNTEN

1) Wat moet je doen?
Met twee voorbeelden uitleggen dat de Franse Revolutie een voorbeeld is van een democratische revolutie

2) Welke kennis heb je nodig?
6.3 Burgers aan de macht.
KA 30: De Democratische revoluties met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en burgerschap.


Slide 19 - Tekstslide

antwoorden bij vraag 4  - 3 voorbeelden
In 1789 richtte de derde stand een eigen vergadering op, de Nationale Vergadering. Niet langer had de Franse koning absolute macht, maar de macht kwam te liggen bij een volksvertegenwoordiging.
Dit past bij democratische revoluties waarbij een belangrijk doel is om burgers inspraak te geven.
 

In 1789 kregen alle Fransen gelijke grondrechten en werden allen gelijk voor de wet.
Dit past bij democratische revoluties waarbij een belangrijk doel is om grondrechten vast te leggen in een grondwet.

In 1791 kreeg Frankrijk voor het eerst een grondwet, waarin de macht kwam te liggen bij de rijke burgerij en de macht van de koning beperkt was. Dit past bij democratische revoluties waarbij een belangrijk doel is om grondrechten vast te leggen in een grondwet.

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 5
T2 Vraag 5 (3P) 

Gebruik bron 4.  Volgens abolitionisten is slavenhandel strijdig met verlichte idealen. Ondersteun dit door, met een verwijzing naar de bron, aan te geven met welk verlicht ideaal slavenhandel strijdig is.

Slide 21 - Tekstslide

AANDACHTSPUNTEN
1) Wat moet je doen?
Met een deel van de bron aangeven welk verlicht ideaal uit de Verlichting strijdig is met slavenhandel.

2) Welke kennis heb je nodig?
6.1 De verlichting
KA 27: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving …..
6.4 Vrijheid, ook voor slaven?
KA 29:Gedeelte over de opkomst van het abolitionisme

3) Welk ideaal uit de verlichting wordt in de bron geschonden?
Wat zijn de belangrijke idealen van de Verlichting



Slide 22 - Tekstslide

Volgens abolitionisten is slavenhandel strijdig met verlichte idealen. Ondersteun dit door, met een verwijzing naar de bron, aan te geven met welk verlicht ideaal slavenhandel strijdig is.

Slide 23 - Open vraag