Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Thema 2, deel 4 en deel 5: Bouw van het oog (microscopisch) + interpretatie door de hersenen
Thema 2, deel 4:
Bouw van het oog (microscopisch)
1 / 28
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Biologie
Secundair onderwijs
In deze les zitten
28 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Thema 2, deel 4:
Bouw van het oog (microscopisch)
Slide 1 - Tekstslide
4.1 Bouw van het netvlies
Slide 2 - Tekstslide
4.1 Bouw van het netvlies
Microscopisch beeld
Verschillende lagen:
Zenuwcellen --> zenuwvezels --> oogzenuw --> hersenen
Licht- of fotoreceptoren: kegeltjes of staven
Lichtabsorberende pigmentlaag
Slide 3 - Tekstslide
4.1 Bouw van het netvlies
Blinde vlek:
Geen receptoren
Plaats waar oogzenuw de oogbol verlaat
Gele vlek:
Grootste concentratie kegeltjes
Beeld scherp en gekleurd
Slide 4 - Tekstslide
4.2 Werking van de fotoreceptoren
Kegeltjes
Kleuren zien
Kegeltjes gevoelig voor rood licht
Kegeltjes gevoelig voor groen licht
Kegeltjes gevoelig voor blauw licht
Andere kleuren: prikkelen meerdere soorten kegeltjes
Voldoende licht noodzakelijk
Slide 5 - Tekstslide
4.2 Werking van de fotoreceptoren
Staafjes
omtrek voorwerpen + grijze tinten onderscheiden
Zeer lichtgevoelig, werkt al bij schemerlicht
Slide 6 - Tekstslide
4.2 Werking van de fotoreceptoren
Slide 7 - Tekstslide
4.2 Werking van de fotoreceptoren
Waarom zien we geen kleuren in het donker?
Slide 8 - Tekstslide
4.2 Werking van de fotoreceptoren
Waarom zien we geen kleuren in het donker?
--> te weinig licht, kegeltjes worden niet geprikkeld. De staafjes wel dus we zien wel de omtrek/contouren + grijze tinten.
Slide 9 - Tekstslide
4.3 Wanneer fotoreceptoren niet goed werken
Kleurenslechtziendheid
1 of meerdere soorten "
kegeltjes/staafjes
"functioneren niet goed.
(Doorstreep wat fout is)
Erfelijke aandoening
Meer bij mannen (1/12) dan bij vrouwen (1/250)
Slide 10 - Tekstslide
4.3 Wanneer fotoreceptoren niet goed werken
Kleurenslechtziendheid
1 of meerdere soorten
kegeltjes
functioneren niet goed.
Erfelijke aandoening
Meer bij mannen (1/12) dan bij vrouwen (1/250)
Slide 11 - Tekstslide
4.3 Wanneer fotoreceptoren niet goed werken
Kleurenslechtziendheid
Daltonisme
moeilijkheden bij groen en rood
Slide 12 - Tekstslide
4.3 Wanneer fotoreceptoren niet goed werken
Kleurenslechtziendheid
Ishihara-test
Slide 13 - Tekstslide
4.3 Wanneer fotoreceptoren niet goed werken
Kleurenslechtziendheid
Ishihara-test
Slide 14 - Tekstslide
Thema 2, deel 5:
Interpretatie door de hersenen
Slide 15 - Tekstslide
5.1 Stereoscopisch kijken
Slide 16 - Tekstslide
5.1 Stereoscopisch kijken
Ruimte- of dieptezicht
Beide ogen op eenzelfde voorwerp fixeren = stereoscopisch kijken
Beide ogen kijken vanuit ander perspectief (beeld iets anders zien)
Hersenen voegen beide beelden samen --> totaalbeeld
Slide 17 - Tekstslide
5.2 Vloeiende bewegingen
Stop-motionfilmpje
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
5.2 Vloeiende bewegingen
Iedere impuls die de zenuwvezel ontvangt van de staafjes en de kegels blijven, nadat de prikkel is verdwenen, nog 0,1 seconde nawerken.
Wanneer beelden voldoende snel elkaar opvolgen, zorgt de traagheid voor een vloeiende beweging.
Slide 20 - Tekstslide
5.3 Wanneer beeld niet goed verwerkt wordt.
Lui oog:
Het oog stuurt de signalen minder goed naar de hersenen.
Behandeling
: goede oog afplakken en zo wordt het niet-afgeplakte oog gestimuleerd.
Slide 21 - Tekstslide
Er bevinden zich slechts 3 soorten kegeltjes in het netvlies
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Op de blinde vlek bevinden zich de meeste staafjes, op de gele vlek de meeste kegeltjes
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Lichtprikkels worden van de staafjes naar de kegeltjes en van de kegeltjes naar de zenuwcellen en de oogzenuw doorgegeven.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Kleurenslechtziendheid is het gevolg van minder goed werkende kegeltjes.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
De stand van de ogen bepaalt de mate waarin een organisme stereoscopisch kan kijken
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Dieptezicht ontstaat doordat je beide ogen een ander beeld zien.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Verwerking
10 p. 50
11 p. 50
12 p. 50
13 p. 51
14 p. 51
Slide 28 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
15.4 Fotoreceptoren en receptieve velden
Juni 2021
- Les met
12 slides
Biologie
Secondary Education
De werking van het netvlies
November 2023
- Les met
34 slides
Biologie
Secundair onderwijs
De visuele prikkel
September 2020
- Les met
15 slides
Biologie
Secundair onderwijs
Fotoreceptoren + beeldvorming in de hersenen
November 2023
- Les met
30 slides
Biologie
Secundair onderwijs
Prikkels + gedrag
Maart 2022
- Les met
50 slides
Biology
Tertiary Education
OEfentoets oog
April 2022
- Les met
22 slides
Biology
Tertiary Education
2 SCC-bouw van het oog
September 2023
- Les met
24 slides
Biologie
Secundair onderwijs
De structuur van het oog
November 2021
- Les met
18 slides
Biologie
Secundair onderwijs