In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H3
Slide 1 - Tekstslide
Stoommachine
rond 1764
De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet
De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.
Slide 2 - Tekstslide
Veranderingen door
de stoommachine
Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water
Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.
Slide 3 - Tekstslide
Industriële Revolutie
1750-1900
Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
De verandering noemen we de Industriële Revolutie
Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.
Slide 4 - Tekstslide
Hoe werden producten gemaakt voor en na de Industriële Revolutie?
Slide 5 - Open vraag
Koning-koopman
Willem I wil van Nederland een modern land maken
Om dit te kunnen betalen richtte hij de Nederlandsche Handelsmaatschappij (NHM) op.
Deze maatschappij zorgde ook dat de handel met Indië weer winstgevend werd
Willem I wordt soms, spottend, ook wel koning-koopman genoemd
Slide 6 - Tekstslide
1840-1848:
Koning Willem II
Conservatief: geen ruimte voor veranderingen
Regeert, min of meer, als absolute vorst
Moet niets weten van democratie
Moeizame relatie met zijn vader
Slide 7 - Tekstslide
Revolutiejaar
1848
De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.
Slide 8 - Tekstslide
Gevolgen
De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt in 1848 een nieuwe grondwet:
Koning is onschendbaar
Ministeriële verantwoordelijkheid
Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook: voor de daden van de koning)
Slide 9 - Tekstslide
Na 1848 kwamen dus politici aan de macht. Bij welke stroming hoorde de eerste politici?
Slide 10 - Open vraag
Nederland industrialiseert...toch
Vanaf 1870 steeds meer fabrieken
Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid
Willem 1 wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie
Voldoende arbeidskrachten
Slide 11 - Tekstslide
Gevolgen van de industrialistatie
Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer concurreren tegen de fabrieken.
Arbeiders trekken naar de stad: urbanisatie
Steden groeien erg snel
Slide 12 - Tekstslide
Werkomstandigheden
Saaaaaaaai (door arbeidsdeling/lopende band)
Lange werkdagen (14 uur per dag)
Gevaarlijk
Geen enkel recht
Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)
Slide 13 - Tekstslide
Kinderarbeid
Goedkope arbeidskrachten
Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan
Ze zijn goedkoper
Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines
Slide 14 - Tekstslide
Wat waren de werk- en woonomstandigheden van de arbeiders?
Slide 15 - Open vraag
Wat is de Sociale Kwestie? (1)
Een kwestie is een probleem
De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.
Eind 19e eeuw.
Vooral in de steden.
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de Sociale Kwestie? (2)
‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’
Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen
Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht
Slide 17 - Tekstslide
Wie helpt de arbeiders? (1)
Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)
Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden
Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.
Slide 18 - Tekstslide
Welke partij komt dus op voor de arbeiders?
A
Nationalisten
B
Socialisten
C
Liberalen
D
Confessionelen
Slide 19 - Quizvraag
Wie helpt de arbeiders? (2)
Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)
Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen
Slide 20 - Tekstslide
Liberalen
Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid
Economie helemaal vrij laten
Sociale wetten kosten teveel geld
Rechts in de politiek
Slide 21 - Tekstslide
Wat vinden liberalen het allerbelangrijkste?
Slide 22 - Open vraag
Confessionelen
Confessie=geloof (Protestant/Rooms-katholiek)
Ongelijkheid omdat God het zo wil
Goede christenen helpen elkaar
Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen
Slide 23 - Tekstslide
Socialisten
Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen
Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)
Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)
Links in de politiek
Slide 24 - Tekstslide
Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht (VVVK)
Wilhelmina Drucker Aletta Jacobs
Slide 25 - Tekstslide
Langzaam verbetering
Eerste sociale wetten vanaf 1874: Kinderwetje van Van Houten
Leerplichtwet (1900), Woningwet (1901)
1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen
1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen
Slide 26 - Tekstslide
Van links naar rechts: Hoe was de politiek ingedeeld?
A
Socialisten-Liberalen-Confessionelen
B
Liberalen-Socialisten-Confessionelen
C
Confessionelen-Socialisten-Liberalen
D
Socialisten-Confessionelen-Liberalen
Slide 27 - Quizvraag
Het cultuurstelsel
(1830-1870)
Doel: Indië moet weer winstgevend (voor Nederland) worden
Met dat geld kan Nederland een modern land worden (wens van koning Willem I)
Uitvoering onder leiding van Johannes van den Bosch
Slide 28 - Tekstslide
Hoe werkt het cultuurstelsel? (1)
Javaanse boeren moeten 1/5 deel van hun land verbouwen met voor de Nederlanders interessante producten: koffie, thee en indigo (cultures)
Javaanse boeren krijgen hiervoor plantloon
Slide 29 - Tekstslide
Hoe werkt het cultuurstelsel? (2)
Javaanse boeren moeten 66 dagen werken voor de Nederlanders (herendiensten), bijvoorbeeld wegen, kanalen en spoorwegen aanleggen
De Javaanse vorsten (Regenten) krijgen cultuurprocenten. Hoe meer hun boeren leveren, hoe meer cultuurprocenten.
Slide 30 - Tekstslide
Wie krijgt dus wat?
Regenten = Cultuurprocenten
Boeren = Plantloon
Slide 31 - Tekstslide
Gevolgen voor Nederland
Indië is binnen paar jaar weer winstgeven voor Nederland: het batig slot
Infrastructuur (wegen, kanalen en spoorwegen) in Nederland zijn vrijwel geheel betaald door deze winsten
Slide 32 - Tekstslide
Negatieve gevolgen voor Java
Uitbuiting door eigen Javaanse vorsten (regenten)
Vaak meer dan 66 dagen herendiensten
Plantloon is laag
Slide 33 - Tekstslide
Negatieve gevolgen voor Java
Beste land moest voor het cultuurstelsel worden gebruikt
Hongersnoden
Slide 34 - Tekstslide
Liberalen in Nederland aan de macht (1848)
Cultuurstelsel wordt uitvoerd door de NHM, een staatsbedrijf.
Liberalen willen economische vrijheid en niet dat de overheid zich bemoeit met de economie.
Ze willen dat óók particuliere ondernemers een bedrijf op Java kunnen starten
Slide 35 - Tekstslide
Max Havelaar
Max Havelaar, of de koffij-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij.
Boek van Multatuli (Latijn voor: 'ik heb veel leed gedragen'), pseudoniem van Eduard Douwes Dekker
Belangrijkste protest tegen het cultuurstelsel
Slide 36 - Tekstslide
Ethische politiek
Ontstaat rond 1900 in Nederland
Nederland wil iets terugdoen voor de Indonesische bevolking (Ereschuld)
Beschaving en cultuur bij brengen
Slide 37 - Tekstslide
De Ethische politiek bestond uit:
Verbetering van het onderwijs in Nederlands-Indië
Irrigatie aanleggen voor betere oogsten
Emigratie bevorderen van dichtbevolkte naar dunbevolkte gebieden