Unit 4, Inventions Lesson2/4 Grammar

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Friday March 28, 2025

Afspraken 

• Als je iets wilt zeggen, steek je je hand op
  
• Je luistert en bent dus stil
  
• Je werkt mee
  
• Je schrijft mee in je schrift/werkboek/Chromebook
  
• Je kletst niet met je klasgenoten en reageert niet op/naar anderen
  
• Je gebruikt je Chromebook alleen als het nodig is

• Je maakt je huiswerk, of je ouders worden geïnformeerd

Inventions

Plan for today

Unit 4 Inventions

• New words 4.2 + 4.4
• Grammar 4.2/4.2
• PractiseMore 4.2/4.4 

My goal - our goals

Aan het einde van deze les zullen de leerlingen:

• Nieuwe woorden en zinnen hebben geleerd en weten hoe ze deze correct kunnen gebruiken.
  
• Weten hoe ze de Present Continuous moeten gebruiken en vraagwoorden correct toepassen.

Lesson 4.2, page 20

GT - words 4.1, page 142

Lesson 4.4 page 37

GT - words 4.1, page 142

Unit 4 Lesson 4.2/4.4 

Lesson 4.2/4.4 - Words, page 20/36

GT- Unit 4, Lesson 2/4, page 142/143

Present Continuous

Present Continuous

Wanneer? NU / op dit moment/ / aan het doen...

Hoe? To BE (am / is / are) + werkwoord + ing

I am studying Present Continuous now (at this moment).

Am - I

Is -  SHE, HE , IT

Are - YOU, WE, THEY 

Voorbeelden

1. + Peter is walking to his car.
2. ? Is Peter walking to his car?
3. + I am playing the guitar right now.
4. ? Am I playing the guitar right now?
5. + The cars are racing through the streets.
6. ? Are the cars racing through the streets?
7. + He is making a vlog for English.              
8. + You are listening to me right now.             

Let's practise

Unit 4 Inventions

Lesson 4; 

Exc. 47, page 38

GT - digitaal (samen)

Vraagwoorden - page 22

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een plaats?

1. when
2. what
3. who
4. where

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een persoon?

1. how
2. who
3. why
4. when

Exercise 17 - page 22

What / which

Do you know the difference?

Page 25

Welk vraagwoord gebruik je als je te maken hebt met een keuze?

1. what
2. which
3. when
4. how

..... is your favourite subject - Dutch or English?

1. What
2. Which

..... hobbies does your friend have?

1. What
2. Which

_____ do you prefer, red or white?

Let's practise

Unit 4 Inventions

Lesson 4; 

Exc. 21, page 25

exc. 52, page 42

+ 

GT - Page 39  - 

Exc. 17, page 108

Exc. 43, page 39/40

What did we do today?

28 March 2025

Study: Unit 4 Words + Phrases 4.1/4.2/4.4, page 144 t/m 146

GT -  Unit 4 Words + Phrases 4.1/4.2/4.3/4.4, page 142 t/m 145