Inovatie les

Les idee present simple/past simple
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1-3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Les idee present simple/past simple

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Miley Cyrus
- What can you tell me about Miley Cyrus?
- What can you tell me about her song "Flowers"?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let's chat
 - Can you describe a time when you experienced heartbreak?
- How did you cope with the feelings of  heartbreak?
- Have you even helped a friend through a heartbreak? How did you support them?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let's check

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
We use the present simple when we want to state facts, discuss habits or things we do often
I/they = stam (walk, run)
He/she/it = stam + s (walks,runs)
Watch out: irregular verbs have their own form


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple
You can recognize the past simple by looking for 'transitions' (=signaalwoorden) like: yesterday, last week, a long time ago, ...
I = stam + ed
He/she/it = stam + ed
they = stam + ed

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple
There are a few exeptions:
- When your verb already ends with "e" (like, love,..) you only add a "d" at the end (liked, loved,..)
-  When your verb ends with a "c" it gets -ked (panicked)
- When you verb ends with "y" it gets -ied (married)
- When your verbs ends with "l" it gets an extra "l" + ed (travelled)
- Short verbs get an extra consonant (= medeklinker) (swap = swapped)

- Irregular verbs have their own form






Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let's practise
What: excercise .. and …
How: Inidvidually
Time: 5 - 10 minutes
Help: I will be walking around to answer any questions
Outcome: You can now identify and use the present simple/past simple in a sentence
Finished: Start practising the vocab/phrases/…






Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Welke zin staat niet in de present simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats tend to scratch things.
D
Jeffrey has been cycling for hours.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoonte, feit en regelmaat.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Als iets begonnen is in het verleden en nu nog voort duurt.
D
Als het al gebeurd is.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
SHIT-regel
B
hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
C
Hele werkwoord
D
Werkwoord + -ed

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I have lived in Utrecht for 13 years.
B
I was living in Utrecht.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am living in Utrecht.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
welke zin is present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple:

Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?
A
Tomorrow, next week, in 2025,
B
Last month, yesterday, a month ago, in 2012
C
Today, now,
D
again, always, constantly

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Kies een voorbeeld van de present simple.
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - ed
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple is:
Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I was hearing my mother.
B
I have heard my mother.
C
I heard my mother.
D
I hear my mother.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 20 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks