1.5 woorden les 2 (b niveau)

1.5 woorden les 2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.5 woorden les 2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Woorden 1.5

  • Ik kan de betekenis van een woord omschrijven.
  • Ik kan bij een omschrijving het juiste woord kiezen.
  • Ik kan het juiste woord in een zin zetten.
  • Ik begrijp de betekenis van de woorden en ik kan er zelf een zin mee maken.
  • Ik weet wat een werkwoord met een vast voorzetsel is.


 

Slide 2 - Tekstslide

Klassikaal woorden doornemen
Ik neem met jullie klassikaal de woorden van blz. 38 door.
Je krijgt 10 minuten om de woorden te leren.

Daarna.................

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
Werken en verdienen op basis van een contract

Slide 4 - Open vraag

Wat is een ander woord voor 'steeds iets anders doen, de variatie'?
A
afwisseling
B
een plan B hebben
C
inspiratie
D
vooruitgang

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de betekenis van ...
passie

Slide 6 - Open vraag

Wat is een ander woord voor 'last hebben van'?
A
beamen
B
door de bomen het bos niet meer zien
C
kampen met
D
zich iets realiseren

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
Iemand die een bepaald beroep uitvoert

Slide 8 - Open vraag

Wat is een ander woord voor 'iets wat je goed kunt'?
A
passie
B
praktijkervaring
C
inspiratie
D
vaardigheid

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
Iemand met een eigen bedrijf

Slide 10 - Open vraag

Wat is een ander woord voor 'zeggen dat iets klopt, toegeven'?
A
promotie
B
beamen
C
realiseren
D
de ingeving, het idee

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

 vaste voorzetsels
  • Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
  • Slagen voor een examen, bijdragen aan het resultaat.


  • Er zijn ook uitdrukkingen met een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
  • ergens spijt van hebben, akkoord gaan met het voorstel.


  • De vaste voorzetsels kun je vinden in een woordenboek. Kijk dan bij het werkwoord of bij het belangrijkste woord in de uitdrukking.

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoorden met vaste voorzetsels

Veel werkwoorden hebben vaste voorzetsels. 

- Houden van

- Nadenken over  


Kun jij er ook één bedenken?




Slide 14 - Tekstslide

VASTE VOORZETSELS

Jij bent medeplichtig aan diefstal!

Het woord aan is in die zin een vast voorzetsel. Je kunt het voorzetsel namelijk niet veranderen.

Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel. 


solliciteren naar, begrip hebben voor, neerkijken op

Slide 15 - Tekstslide

Werkwoorden met vaste voorzetsels

Houden van                                                 solliciteren naar

Nadenken over                                           reizen met/naar

Feliciteren met                                           

Geloven in

Luisteren naar

Herinneren aan

zich schamen over





Slide 16 - Tekstslide

Vaste voorzetsels
  • De betekenis van een ww verandert soms als er een vast voorzetsel bij staat
  • Bij sommige werkwoorden hoort een vast voorzetsel
  • Dat voorzetsel kun je niet vervangen
  • Ook uitdrukkingen hebben soms een vast voorzetsel

Slide 17 - Tekstslide

vast voorzetsel
De betekenis van het werkwoord verandert soms  met een vast voorzetsel.  Wat is hier het verschil ?
                                                    LACHEN OM
                                 betekent iets heel anders dan 
                                                  LACHEN NAAR

Slide 18 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

Maak opdracht 15 tot en met 20
blz. 43 t/m 45

Slide 19 - Tekstslide

Ben je klaar met opdracht 15, 16 en 17?
Dan leer je voor jezelf de woorden van blz. 38 op je eigen manier.
Je mag ook oefenen via de woordtrainer.
Dan log je in via Magister en de de methode talent.
(Zorg wel dat je ook de eerdere opdrachten van 1.5 afhebt)


Slide 20 - Tekstslide