tips leestoetsen

Leesteksten
oefenen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesteksten
oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van deze les weet ik hoe ik het lezen van een tekst en het maken van bijbehorende vragen aan moet pakken, ter voorbereiding op de leestoets

Slide 2 - Tekstslide

Engelse teksten lezen en begrijpen.
A
Lukt mij goed.
B
Gaat redelijk.
C
Vind ik lastig.
D
Lukt niet.

Slide 3 - Quizvraag

1
Voor het lezen


Voordat je gaat lezen, ga je je eerst een beeld vormen van de tekst. Met wat voor soort tekst heb je te maken? Is het een advertentie, een ingezonden stuk, een artikel, enzovoort?

Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan:
                   1. Lees eerste de titel/plaatjes
                   2. Kijk naar dingen die opvallen.( vetgedrukte letters, 
                         cijfers etc.)
                   *
                   3. Lees de vragen ( en antwoorden)
* bij grote teksten lees dan de eerste en laatste regel van elke alinea

Slide 5 - Tekstslide

2A
Je kunt op verschillende manieren lezen :

Skimmen: je gaat de tekst snel lezen, omdat je ongeveer wilt weten waar de tekst over gaat. Je doet dat door naar opvallende stukjes te kijken en van iedere alinea de eerste en de laatste zin te lezen.
Bij een vraag over de hele tekst, ga je skimmen. Je gaat zoeken naar aanwijzingen voor het antwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Bij vragen naar bepaalde informatie, ga je         scannen. Als de vraag bijvoorbeeld is hoeveel iets kost, ga je op zoek naar bedragen.
2B
Scannen: je moet zoeken naar bepaalde informatie. Als je dat gevonden hebt, hoef je de rest van de tekst niet te lezen.

Slide 7 - Tekstslide

Intensief lezen: Hierbij neem je de tekst woord voor woord, regel voor regel, door.
2C
Als er in een vraag regelnummers gegeven worden, is het vaak de bedoeling dat je de gehele alinea intensief leest.

Slide 8 - Tekstslide

Onbekende woorden
Bij lezen (en luisteren) heb je zelf geen invloed op de woorden die worden gebruikt. Je zult woorden tegenkomen die je niet kent. Als je te veel woorden niet kent (meer dan 10%), zul je moeite hebben met de tekst. Onbekende woorden hoeven echter niet altijd problemen op te leveren of opgezocht te worden in het woordenboek. Er zijn manieren om achter de betekenis van een woord te komen:
4

Slide 9 - Tekstslide

4A
  •  probeer de betekenis te raden door de hele zin goed te lezen.
  • kijk of het woord lijkt op een Nederlands woord of een andere taal die je kent.

Slide 10 - Tekstslide

Verschillende soorten vragen
* Meerkeuze vragen
* gaten (tekst) vragen
* beweringen
* open vragen

Slide 11 - Tekstslide

MEERKEUZE VRAGEN
Tip 1 Onderschat meerkeuzevragen niet
Meerkeuzevragen zijn lastiger dan je denkt. Je moet de stof net zo goed voorbereiden en zoals gezegd, in de praktijk maken leerlingen meerkeuzevragen slechter dan open vragen.


Slide 12 - Tekstslide

Tip 2 Dek de antwoorden af
Lees de vraag goed en de antwoorden niet. Formuleer het antwoord en kies dan het antwoord wat het meest overeenkomt.

Als het brein vier antwoorden op een vraag leest, voert het brein vier opdrachten uit. Dat beïnvloedt het denken en leidt onnodig af. Als het brein alleen de vraag leest, voert het één opdracht uit. Het brein kan nu zonder ruis het goede antwoord formuleren.

Slide 13 - Tekstslide

Gatentekst
1. lees de zin voor en na het gat.
2.Bedenkt zelf wat er zou moeten komen te staan.
3. Lees de antwoorden en vertaal ze.
4. Welke antwoorden zijn positief/negatief.
5.Let op signaalwoorden: 
dus...(reden voor gat)
                       maar....( tegengestelde voor gat)
b.v...( voor beeld voor gat)
......:  ( na dubbele punt staat inhoud van gat)

Slide 14 - Tekstslide

Beweringsvragen
Lees EERST de antwoorden en streep zoekterm aan:
1. namen, plaatsen ( eigennamen,bedrijven, merken
2.Hoeveelheden en tijdaanduidingen
3."internationale" woorden
Heb je geen van de bovenstaande 3 punten, dan zoek je op het woord wat jij herkent.
LET OP: Bij signaalwoorden staan antwoorden!

Slide 15 - Tekstslide

Skimmen
Scannen
Intensief lezen
De tekst snel lezen zodat je ongeveer weet waar de tekst over gaat
Je gaat op zoek gaat naar specifieke informatie. 
Lees elk woord en zorg dat je het stukje tekst begrijpt

Slide 16 - Sleepvraag

Tekst
Skimmen 
(titel, plaatjes)
Stap 2
Stap 3
Stap 5
Stap 4
Stap 1
Eigen antwoord
Intensief lezen
Vraag lezen
Scannen

Slide 17 - Sleepvraag

LET OP:
Beantwoord een open vraag altijd in het Nederlands, behalve als het anders is aangegeven. Als je in het Engels antwoordt, levert dat 0 punten op.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide


A
B
C
D

Slide 20 - Quizvraag

Hoe gebruik je een woordenboek?
NIET...
Voor elk woordje of in elke zin

WEL...
Om een vraag te kunnen beantwoorden of een stuk tekst te begrijpen.

Slide 21 - Tekstslide

Wat doe je bij onbekende woorden?

Ken je het woord eccentric?

Kijk naar een zin om te zien in welke context het woord staat:
Our goalkeeper is a bit eccentric. He never wears socks and has to kick the ball exactly thirteen times before we begin training.

Slide 22 - Tekstslide

Wat betekent 'eccentric'?
A
Normaal
B
Raar/vreemd
C
Rommelig
D
Enthousiast

Slide 23 - Quizvraag

Wat doe je bij onbekende woorden?

Ken je het woord murky?

Kijk naar een zin om te zien in welke context het woord staat:
I didn't want to swim in the murky water. It looked all brown and I could not see to the bottom.

Slide 24 - Tekstslide

Wat betekent 'murky'?
A
troebel
B
helder
C
bodemloos
D
doorzichtig

Slide 25 - Quizvraag

Vertrouw op de eerste ingeving




Als je goed bent voorbereid, is je eerste ingeving meestal de juiste. De meeste “verbeterde” meerkeuzevragen blijken namelijk fout te zijn en gebaseerd op onzekerheid en stress. Wijzig dus alleen het antwoord als je tot echt nieuwe inzichten bent gekomen. Ga niet twijfelen en vertrouw op je eerste ingeving.
SLIM GOKKEN!

Slide 26 - Tekstslide

CONTROLEER!
Controleer of je alle vragen hebt beantwoord. Als je nog vragen over hebt maar geen tijd: kies dan de vraag die de meeste punten oplevert.
Bonus tip:
Laat je niet misleiden door het aantal keer dat je voor een bepaalden letter hebt gekozen. Theoretisch is het mogelijk dat alle goede antwoorden van een toets A zijn.

Slide 27 - Tekstslide