Test jezelf
1 / 17
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
1.
Maak een letterformule van deze formule:
aantal consumpties x 0,50 + 5 = totale bedrag
Maak een letterformule van deze formule:
aantal consumpties x 0,50 + 5 = totale bedrag
A
ac x 0,50 + 5 = tb
B
p x 0,50 + 5 = t
C
w x 0,50 + 5 = q
D
c x 0,50 + 5 = b
Slide 3 - Quizvraag
2. Lees uit de grafiek het aantal weken af dat hoort bij 50 euro.
A
11
B
12
C
12 weken
D
Dat kun je niet vinden.
Slide 4 - Quizvraag
3. De grafiek hoort bij de formule
10 x w - 70 = b.
Het aantal weken bij 50 euro is volgens ons 12 weken.
Controleer je antwoord door het aantal weken in te vullen in de formule.
10 x w - 70 = b.
Het aantal weken bij 50 euro is volgens ons 12 weken.
Controleer je antwoord door het aantal weken in te vullen in de formule.
A
10 x 50 - 70 = 430
B
10 x 12 - 70 = 50
C
10 x 12 - 70 = 50 weken
Slide 5 - Quizvraag
4.
Welk punt heeft als coördinaten (1,0)?
Welk punt heeft als coördinaten (1,0)?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 6 - Quizvraag
5.
Wat zijn de coördinaten van punt g?
Wat zijn de coördinaten van punt g?
A
(4;5,3;5)
B
(4,5;3,5)
C
(4,5,3,5)
D
(4;5;3;5)
Slide 7 - Quizvraag
6.
Wat zijn de coördinaten van punt H?
Wat zijn de coördinaten van punt H?
A
(0,5)
B
5,0
C
0,5
D
(5,0)
Slide 8 - Quizvraag
1. ax2=b
2. 2+a=b
7. Wat zijn de coördinaten van het snijpunt van deze 2 grafieken?
2. 2+a=b
7. Wat zijn de coördinaten van het snijpunt van deze 2 grafieken?
A
4,2
B
(2,4)
C
(2,2)
D
(4,2)
Slide 9 - Quizvraag
1. ax2=b
2. 2+a=b
8. Gevonden antwoord: (2,4).
Controleer je antwoord.
2. 2+a=b
8. Gevonden antwoord: (2,4).
Controleer je antwoord.
A
2x2=4
2+2=4 klopt
B
2x2=4 klopt
C
2+2=4 klopt
D
3x2=6 klopt
Slide 10 - Quizvraag
9.
Formule: 40 x k + 20 = m
m = 180
Als je m=180 invult in de formule krijg je de vergelijking:
Formule: 40 x k + 20 = m
m = 180
Als je m=180 invult in de formule krijg je de vergelijking:
A
40 x 180 + 20 = 7220
B
40 x k + 20 = 180
Slide 11 - Quizvraag
10. Hoe los je een vergelijking op?
Zet in de juiste volgorde.
A. Controleer je antwoord.
B. Maak een pijlenketting en vul het antwoord in.
C. Maak een omgekeerde pijlenketting.
D. Bereken de oplossing.
Zet in de juiste volgorde.
A. Controleer je antwoord.
B. Maak een pijlenketting en vul het antwoord in.
C. Maak een omgekeerde pijlenketting.
D. Bereken de oplossing.
A
C B D A
B
A B D C
C
D A B C
D
B C D A
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Welk onderdeel moet je nog oefenen?
