Kapitel 2 Pasen les 2

Guten Tag!
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Handy in Telefontasche
  • (Buch, Heft, Laptop)
  • Buch auf dem Tisch
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag!
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Handy in Telefontasche
  • (Buch, Heft, Laptop)
  • Buch auf dem Tisch
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
- Satz der Monat
- Spiel 'Wer ist es'? 
- evaluieren 5



Slide 2 - Tekstslide

Kapitel 2 : Köln
Köln, Mode, Kleidung, Taschengeld 

Aan het einde van deze les 
- kan ik een persoon beschrijven aan de hand van uiterlijke kenmerken

















Slide 3 - Tekstslide

Satz der Monat


Frohe Ostern!

Slide 4 - Tekstslide

Wer ist es?

Nodig:
Gezichtenblad+vragenblad+stiften+keukenpapier

Stel elkaar vragen auf Deutsch en raad 
de/het gekozen persoon/dier!

Slide 5 - Tekstslide

Nächste Stunde
Dienstag, 2. April kein Deutschunterricht
Mittwoch, 3. April Kapitel 3



Müll bitte ins Mülleimer werfen
Warten bis es klingelt
Stuhl unter den Tisch stellen
Danke schön !


Slide 6 - Tekstslide

Was?
L6 Aufgabe 5
S.90
Wie? 
im Buch-
zusammen
Wie lange? 
15 Min
Hilfe (hulp)?
Lernbox Lektion 6+ Text S.89
S.95
Fertig (klaar)? 


Aufgabe 7
S.91
Was machen wir damit?
besprechen/
Hausaufgaben
Selbstständig an die Arbeit!
timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide


Was hast du gelernt über Ostern in Deutschland?

Was ist Karfreitag?

Wie feiert ihr Ostern?


Slide 8 - Tekstslide

der
die
das
Stückchen
Professorin
Direktor
Sommer
Freiheit
Kind

Slide 9 - Sleepvraag

Was (heb jij) in den Weihnachtsferien (gedaan)?
A
hat er - gemachen
B
hast du - gemacht
C
hast du - gemachen
D
habe du - gemacht

Slide 10 - Quizvraag

(Ik heb) in den Ferien neue Klamotten (gekocht).
A
ich hast - gekaufen
B
ich habe - kaufen
C
ich habe - gekauft
D
ich hat - gekauft

Slide 11 - Quizvraag

Sie hat es (gevraagd), aber er (antwoordt) nicht.
A
gefragen - antwortet
B
gefragt - antwort
C
fragen - antwort
D
gefragt - antwortet

Slide 12 - Quizvraag