H3 Wie heeft het voor het zeggen? 3.3 De overheid heeft geld nodig (Plein M 4e editie) Deel 1

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 3: Wie heeft het voor het zeggen?

3.2 De overheid werkt voor ons
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 3: Wie heeft het voor het zeggen?

3.2 De overheid werkt voor ons

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Herhalen Theorie 3.2 De overheid werkt voor ons 
  • Theorie 3.3 De overheid heeft geld nodig
  • Zelfstandig aan het werk


Slide 2 - Tekstslide

Herhalen 3.2 
Lesdoelen:

Nu:

  • kun je uitleggen wat de collectieve sector is en er voorbeelden bij geven; √
  • kun je uitleggen wat sociale zekerheid is en kun je voorbeelden van uitkeringen geven;√
  • kun je uitleggen hoe de sociale zekerheid wordt betaald; √
  • weet je wat de particuliere sector is en kun je uitleggen wat privatiseren betekent.√

Slide 3 - Tekstslide

3.3 De overheid heeft geld nodig Deel 1
Lesdoelen:

Aan het einde van de les:


  • kun je uitleggen waarom we belasting betalen en hoelang we dat al doen;
  • kun je benoemen wie btw en wie inkomstenbelasting betalen;




Slide 4 - Tekstslide

Geld voor de overheid
Om collectieve voorzieningen te betalen, heeft de overheid inkomsten nodig.
De verplichte bijdrage die burgers en bedrijven betalen noem je belasting

Belasting vroeger:
  • grondbelasting tijdens Romeinse bezetting
  • belasting op graan, zout en brandstof in de Middeleeuwen
  • belasting op paarden, honden en rijwielen eind 19e eeuw.





Slide 5 - Tekstslide

Welke belasting betaal je?
De belasting die iedereen over zijn inkomen betaalt,                                                                                                noem je inkomstenbelasting

  • Deze belasting betaal je rechtstreeks aan de                                                                                                       overheid. directe belasting

Inkomstenbelasting die de werkgever op het loon van                                                                                      de werknemer inhoudt, heet loonbelasting of loonheffing




Slide 6 - Tekstslide

Welke belasting betaal je?
Als consument betaal je btw over je aankopen.

Btw betekent: belasting over de toegevoegde waarde

De ontvangen btw draagt de winkelier af aan de Belastingdienst.





Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 6 op bladzijde 100 t/m 102. Je mag overleggen. 
Schrijf de volledige antwoorden in je boek/schrift, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. 
Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 1 blz 100:

Voor het product in bron 19 / bron 20
A
bron 19
B
bron 20

Slide 9 - Quizvraag

Opgave 1 blz 100:

Voor het product in bron 20, want...........

Slide 10 - Open vraag

Opgave 2 blz 101:

a Wat is belasting?

Slide 11 - Open vraag

Opgave 2 blz 101:

b Waarvoor werd de grondbelasting tijdens de Romeinse bezetting gebruikt?

Slide 12 - Open vraag

Opgave 2 blz 101:

c Waarvoor gebruikt de overheid de belastinginkomsten nu? Geef er twee
voorbeelden bij.

Slide 13 - Open vraag

Opgave 2 blz 101:

d Tijdens de Middeleeuwen was er al een belasting op graan.
Hoe noem je de belasting die je nu betaalt voor producten die je koopt?

Slide 14 - Open vraag

Opgave 3 blz 101:

Lees de tekst ‘Welke belasting betaal je?’ en bekijk bron 24.
Kies de juiste bewering.
A
1 en 2 zijn juist
B
2 en 4 zijn juist
C
3 en 5 zijn juist
D
1 en 5 zijn juist

Slide 15 - Quizvraag

Opgave 4 blz 102:

Wie betaalt welke belasting? Maak de juiste combinaties.

iedereen met een inkomen

A
btw
B
inkomstenbelasting
C
loonbelasting

Slide 16 - Quizvraag

Opgave 4 blz 102:

Wie betaalt welke belasting? Maak de juiste combinaties.

alle consumenten

A
btw
B
inkomstenbelasting
C
loonbelasting

Slide 17 - Quizvraag

Opgave 4 blz 102:

Wie betaalt welke belasting? Maak de juiste combinaties.

werknemers
A
btw
B
inkomstenbelasting
C
loonbelasting

Slide 18 - Quizvraag

Opgave 5 blz 102:

a Vul in.
Voor het product in de bron geldt het btw-tarief van

Slide 19 - Open vraag

Opgave 5 blz 102:

b Noem nog twee artikelen waarvoor hetzelfde btw-tarief als je antwoord
bij vraag a geldt.

Slide 20 - Open vraag

Opgave 5 blz 102:

c Wat moet de winkelier doen met de btw die hij van klanten ontvangt?

Slide 21 - Open vraag

Opgave 6 blz 102:

a Bereken hoeveel euro de overheid in totaal aan btw en loon- en
inkomstenbelasting ontving. Noteer het bedrag voluit in cijfers.

Slide 22 - Open vraag

Opgave 6 blz 102:

b De minister verlaagt het tarief voor de inkomstenbelasting. Wie profiteren hiervan?

Slide 23 - Open vraag

Opgave 6 blz 102:

c Als de overheid het tarief voor de inkomstenbelasting (een directe belasting) verlaagt, kan dat juist zorgen voor meer btw-inkomsten (een indirecte belasting) voor de overheid. Leg uit waarom.

Slide 24 - Open vraag

Afsluiting 3.3 Deel 1
Lesdoelen:

Nu:

  • kun je uitleggen waarom we belasting betalen en hoelang we dat al doen;√
  • kun je benoemen wie btw en wie inkomstenbelasting betalen;√

Slide 25 - Tekstslide