Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Test jezelf hoofstuk 1
Test jezelf hoofstuk 1
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Test jezelf hoofstuk 1
Slide 1 - Tekstslide
Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het heel duidelijk om een gedragsregel?
A
Je gaat naar school.
B
Je moet in het donker met licht aan fietsen.
C
Iemand die van rechts komt, geef je voorrang.
D
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw.
Slide 2 - Quizvraag
Je rijdt in een auto en een voetganger staat op het punt om over te steken bij een zebrapad. Je stopt niet. Ben je nu strafbaar?
A
Ja, je overtreedt een wetsregel.
B
Ja, je overtreedt een ongeschreven gedragsregel.
C
Nee, bij zebrapaden ben je niet verplicht om te stoppen.
D
Nee, je overtreedt alleen een gedragsregel.
Slide 3 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
1. Bijna alles wat jij dagelijks nodig hebt, is door anderen gemaakt.
2. In de maatschappij ben je van iedereen afhankelijk.
A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.
Slide 4 - Quizvraag
Welke uitspraak over gedragsregels is juist?
A
Alle gedragsregels worden bepaald door politici.
B
Gedragsregels pas je vaak automatisch toe.
C
Gedragsregels zijn altijd voor iedereen hetzelfde.
D
Als je een gedragsregel overtreedt, ben je ook altijd voor de wet strafbaar.
Slide 5 - Quizvraag
Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
je ouders
B
de politie van je stad
C
je teamgenoten bij de voetbalclub
D
je broer en zus
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een goed voorbeeld van een gedragsregel?
A
Handen wassen na het plassen
B
Niet door rood lopen
Slide 8 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
1. Jouw sociale omgeving wordt gevormd door mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.
2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving
Slide 10 - Quizvraag
Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wetsregel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school
Slide 11 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
1. Bij maatschappijleer bereid je je voor op deelname aan de samenleving.
2. Maatschappijleer sluit goed aan bij opleidingen in de zorg en bij de politie.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Wie hoort er niet bij je sociale omgeving?
A
Je teamgenoten
B
Je collega's op werk
C
Je klasgenoten
D
De slager waar je wel eens komt
Slide 13 - Quizvraag
Niet door rood lopen is een:
A
gedragsregel
B
fatsoensregel
C
wet
D
onzin
Slide 14 - Quizvraag
Welk van de volgende zaken is een waarde?
A
Niet discrimineren
B
Gelijkwaardigheid
C
Niet te laat komen
D
Opstaan voor ouderen in de bus
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn niet te laat komen, niet discrimineren en opstaan voor ouderen dan wel?
A
Norm
B
Waarde
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een belang?
A
Dat wat jij belangrijk vindt
B
De invloed die je uitoefent
C
Iets dat altijd botst
D
Het voordeel dat je ergens van hebt
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een fatsoensregel?
A
Stoppen voor het zebrapad
B
Dieren niet mishandelen
C
Op tijd komen
D
Niet dronken in het verkeer
Slide 18 - Quizvraag
Wat is geen machtsmiddel?
A
Functie
B
Kennis
C
Geld
D
In je eentje zijn
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een argument?
A
Een discussiepunt
B
Waarom je iets vindt
C
Neutrale manier van denken
D
Een reden waarom je iets niet leuk vindt
Slide 20 - Quizvraag
Welk woord ontbreekt in de volgende zin?
Voor een goede mening heb je goede ………………. nodig.
A
argumenten
B
ideeën
C
problemen
Slide 21 - Quizvraag
Wat is NIET belangrijk voor een goede mening?
A
de feiten kennen
B
proberen om je gelijk te halen
C
argumenten gebruiken
D
probleem van verschillende kanten bekijken
Slide 22 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In een mening geef je aan hoe je ergens over denkt.
2. Voor een goede mening moet je argumenten hebben.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
1: Wat is maatschappijleer?
April 2018
- Les met
13 slides
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 3
1: Wat is maatschappijleer?
September 2016
- Les met
13 slides
door
Maatschappijleer
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 3
Maatschappijleer
1.1 Wat is maatschappijleer
September 2024
- Les met
34 slides
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
1.1 Wat is maatschappijleer?
Augustus 2023
- Les met
21 slides
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 3
1.1 Wat is maatschappijleer?
September 2023
- Les met
23 slides
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 3
De maatschappij
September 2020
- Les met
17 slides
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
1.1 Wat is maatschappijleer?
Augustus 2023
- Les met
22 slides
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 3
1.1 Wat is maatschappijleer
Juli 2024
- Les met
32 slides
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3