Communiceren met de doelgroep week 4

Communiceren met de doelgroep week 4 
Theoriebron 10: Verbale en non-verbale communicatie 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Communiceren met de doelgroep week 4 
Theoriebron 10: Verbale en non-verbale communicatie 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is verbale communicatie?
A
gesproken taal
B
getype taal
C
gebarentaal
D
alle drie

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

voorbeelden van non-verbale communicatie?

Slide 4 - Open vraag

Welke vorm van communicatie gebruik je als je actief luistert? Verbaal of non-verbaal?

Slide 5 - Woordweb

Wat denken jullie, wat weegt zwaarder, non-verbaal, of verbaal?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

Kinderen en communicatie 
  • Bij kinderen zie je goed terug dat de non-verbale communicatie zwaarder weegt dan de verbale communicatie. 
  • Als je kinderen observeert, zul je zien dat zij veel lichaamstaal gebruiken. Wanneer een kind boos is, is het snel geneigd om op de vloer te stampen en/of een boos gezicht te trekken. 
  • Ook hoor je bij kinderen vaak duidelijk aan de intonatie hoe ze zich voelen. Kinderen geven veel informatie via hun lichaamshouding. 
  • Zij hebben nog niet geleerd om hiermee te ‘manipuleren’.
  • Kinderen halen ook veel informatie uit de lichaamshouding van volwassenen. 
  • Het is daarom voor jou als professional erg belangrijk dat je je bewust bent van je non-verbale communicatie.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Incongruentie 
Als je lichaamstaal niet aansluit bij de woorden die je uitspreekt, spreek je van incongruentie. Meestal past je lichaamstaal bij de woorden die je uitspreekt. 
Dit versterkt de boodschap die je uitzendt. Wanneer je bijvoorbeeld boos bent, zal dit te zien zijn aan je lichaamstaal, mimiek en intonatie. Je fronst je wenkbrauwen, je praat harder en je neemt een gesloten houding aan. 
Soms komen de verbale en non-verbale communicatie echter niet overeen. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer je doet alsof je blij bent, maar je dit helemaal niet bent. 
Het kind hoort jou dan zeggen dat je blij bent en je goed voelt, maar ziet aan jouw lichaamshouding dat dit niet zo is. Doordat dit niet overeenstemt (incongruent is), zorgt dit voor verwarring. Immers: is de ander nu blij (zoals hij zegt) of is hij dat niet (zoals de lichaamstaal aangeeft)?

Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen van incongruentie 
Incongruentie maakt veel kinderen onzeker, angstig en verward. Ze weten niet goed waar ze aan toe zijn en kunnen zich hierdoor onveilig voelen. Incongruent gedrag heeft dus effect op het veilige klimaat. 
Als dit vaak gebeurt, bijvoorbeeld door de opvoeder of leerkracht, kan dit leiden tot een negatief zelfbeeld en/of problemen in de ontwikkeling.
Jordi is 6 jaar en vraagt aan zijn vader of hij een snoepje mag. Vader zegt dat dit niet mag. Jordi houdt aan en vraagt opnieuw of hij een snoepje mag. Het mag nog steeds niet. Jordi blijft volhouden. Op een gegeven moment zegt vader dat het wel mag. Jordi merkt aan zijn vader dat die het helemaal niet leuk vindt. Hij kijkt boos en lijkt ongeduldig. Jordi raakt verward. Mag het nu wel, omdat papa het zegt? Aan papa’s lichaamshouding te zien, is hij boos en mag het niet. Wat moet Jordi nu doen?


Slide 11 - Tekstslide

Hoe zou je non-verbaal kunnen aansluiten bij kinderen?

Slide 12 - Woordweb

Non-verbaal aansluiten 
Het is voor jou als pedagogisch medewerker of onderwijsassistent dus erg belangrijk dat jouw verbale en non-verbale communicatie overeenkomen. Dit heeft effect op het veilige klimaat dat jij in de groep creëert.
 Je dient je bewust te zijn van je eigen manier van communiceren. Voor kinderen is met name de non-verbale communicatie heel belangrijk. Door het kind goed te observeren, kun je veel signalen opvangen.
Zorg dat je non-verbaal goed bij de kinderen aansluit. Hoe je dat het beste doet, is afhankelijk van de ontwikkelingsfase waarin het kind zit. Je kunt je voorstellen dat je met een kind van 3 anders communiceert dan met een kind van 12. 
In de Theoriebron Ontwikkelingsfasen gaan we hier verder op in.

Slide 13 - Tekstslide