Start kennismaking met betoog (volgende eindtoets)
timer
10:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Dinsdag 12 januari 2021 - V1d
Stillezen in leesboek
Herhalen begrijpend lezen Blok 1, 2, 3, 4
Aan de slag! Feit of mening?
Start kennismaking met betoog (volgende eindtoets)
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Wat is GEEN tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
verkennen
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel van een nieuwsbericht?
A
amuseren
B
adviseren
C
informeren
D
waarschuwen
Slide 3 - Quizvraag
Een recept en een gebruiksaanwijzing zijn voorbeelden van...
A
de tekstsoort 'informatieve tekst'
B
de tekstvorm 'uiteenzetting'
C
de tekstvorm 'informatieve tekst'
D
de tekstsoort 'uiteenzettende tekst'
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst.
B
Het onderwerp van een alinea.
C
Aspecten van het onderwerp.
Slide 5 - Quizvraag
Elke tekst gaat ergens over, hoe noem je dit?
A
alinea
B
tussenkopje
C
onderwerp
D
deelonderwerp
Slide 6 - Quizvraag
Uit welke drie onderdelen bestaat een tekst?
A
Inleiding, onderwerp en hoofdgedachte
B
Inleiding, slot en hoofdgedachte
C
Inleiding, kern en slot
D
Middenstuk, slot en hoofdgedachte
Slide 7 - Quizvraag
Hoe noemen we verschillende aspecten van het onderwerp?
A
onderwerp
B
deelonderwerpen
C
hoofdgedachte
D
tussenkopjes
Slide 8 - Quizvraag
Een kernzin geeft...
A
aan wanneer er een alinea begint
B
de belangrijkste informatie van de alinea
C
een toelichting
D
een voorbeeld
Slide 9 - Quizvraag
Geef aan of de zin een feit of een mening is.
Feit
Mening
De film duurde wel 180 minuten!
De film was erg langdradig
Spaghetti is lekker.
Computerspelletjes zijn pas leuk als er geweld in zit.
Sommige moslimmeisjes dragen een hoofddoek.
Het aantal vuurwerkslachtoffers is dit jaar weer gestegen.
Slide 10 - Sleepvraag
Feit of mening
Feiten → wat waar is, wat je kunt controleren. Feiten beschrijf je met objectieve (zakelijke, niet-persoonlijke) woorden.
Meningen → wat de schrijver, jij of een ander van iets vindt. Meningen beschrijf je met subjectieve (persoonlijke) woorden. Een mening moet je altijd onderbouwen met argumenten.
Slide 11 - Tekstslide
Feit of mening: Deze begrijpend lezen les is nu al leuk.
A
feit
B
mening
Slide 12 - Quizvraag
Feit of mening: Vandaag is het donderdag.
A
feit
B
mening
Slide 13 - Quizvraag
Feit of mening?
Jan werkt erg hard.
A
feit
B
mening
Slide 14 - Quizvraag
Feit of mening?: Hilversum is een leuke stad om in te wonen.
A
Feit
B
Mening.
Slide 15 - Quizvraag
Feit of mening? 1) De praktijklessen waren leuk en leerzaam. 2) Lisa heeft een hekel aan turnen.
A
feit - mening
B
mening - feit
C
feit - feit
D
mening - mening
Slide 16 - Quizvraag
Feit of mening?
Amsterdam is mooier dan Rotterdam.
A
feit
B
mening
Slide 17 - Quizvraag
Subjectieve informatie is een..
A
feit
B
mening
Slide 18 - Quizvraag
Feit of mening?
Hij leert twee uur per dag.
A
feit
B
mening
Slide 19 - Quizvraag
Aan de slag! Vooruitblik volgende lessen:
Wat vind jij van de volgende stelling?
Niet-essentiële winkels mogen vanaf 18 januari weer de deuren openen.
Geef minimaal drie argumenten voor of tegen deze stelling.
Slide 20 - Tekstslide
Wat vind jij van deze stelling?
Niet-essentiële winkels mogen vanaf 18 januari weer de deuren openen.
Geef minimaal drie argumenten voor of tegen deze stelling.