Bouw en werking van de nieren (+lever)

Thema Uitscheiding







Lever

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema Uitscheiding







Lever

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan omschrijven hoe de bouw van de lever optimaal is aangepast aan de functie van de lever
  • Je kent de verschillende functies van de lever
  • Je kunt beschrijven hoe de lever bijdraagt aan homeostase
  • Je kunt globaal beschrijven hoe de lever sommige functies uitvoert
  • Je kunt omschrijven hoe de bouw van de nier optimaal is aangepast aan de functie van de nier
  • Je kunt omschrijven welke rol ultrafiltratie en terugresorptie spelen bij homeostase en het verwijderen van afvalstoffen uit het bloed 

Slide 2 - Tekstslide

Noteer zo veel mogelijk functies van de lever.

Slide 3 - Woordweb

Waar loopt de poortader?

Slide 4 - Tekstslide

Doorbloeding van de lever
De lever is een sterk doorbloed orgaan. In tegenstelling tot andere organen is de lever aangesloten op DRIE grote bloedvaten. 

Sleep de naam van het bloedvat naar de juiste plek in de afbeelding
leverader
leverslagader
poortader

Slide 5 - Sleepvraag

Bouw van de lever
Doorbloeding van de lever:

AORTA
Leverslagader --> zuurstof rijk bloed
Poortader --> zuurstof arm bloed

Leverader --> zuurstof arm bloed
Onderste HOLLE ADER

Slide 6 - Tekstslide

Hoe lopen de pijlen?
Hoe loopt de stroom van het bloed en van het gal?

Slide 7 - Tekstslide

Twee stellingen over de bloedvaten van de lever:

1 De poortader voert bloed AF uit de de lever
2 De slagader voert zuurstof AAN naar de lever

Welke opmerking(en) is/zijn juist?
A
1 = juist 2 = juist
B
1 = juist 2 = onjuist
C
1 = onjuist 2 = juist
D
1 = onjuist 2 = onjuist

Slide 8 - Quizvraag

De lever zit vol met leverlobjes.
Ze zijn ongeveer 6-hoekig.

Op elk hoekpunt komen 3 takken bij elkaar van
- poortader
- leverslagader
- galgang

De poortader en leverslagader voeren bloed AAN

Het bloed stroomt door holtes tussen levercellen

In het midden zit een tak van de leverader. Deze voert bloed AF.

Slide 9 - Tekstslide

Welke opmerking over leverlobjes is juist?
Maak eventueel gebruik van BINAS 82-D
A
Bloed stroomt van de hoeken naar het midden
B
Bloed stroomt van het midden naar de hoekpunten
C
geproduceerd gal wordt afgegeven aan de leverader
D
Galgangen voeren gal AAN

Slide 10 - Quizvraag

Meindert heeft weer reuzehonger en het is bijna 10 uur geleden dat hij zijn 5 boterhammen ad
Nu wordt ook de glucoseconcentratie gemeten van de volgende drie bloedvaten:
1 leverader
2 leverslagader
3 poortader

In welk bloedvat wordt de hoogste glucoseconcentratie gemeten?
A
leverader
B
leverslagader
C
poortader

Slide 11 - Quizvraag

Sleep het bloedvat naar de bijbehorende omschrijving
In dit bloedvat wisselen bloedwaarden van glucose, aminozuren en andere stoffen sterk. Dit wordt veroorzaakt door de darmen. Soms verteren ze een maaltijd en zit er veel stoffen in het bloed. Soms doen de darmen niets en zitten er juist weinig stoffen in het bloed
In dit bloedvat is er altijd een hogere zuurstofverzadiging van hemoglobine. De concentratie opgeloste stoffen is ongeacht de situatie stabiel
Het bloed van dit vat is vrij zuurstofarm. Ook de concentraties van opgeloste stoffen is in dit vat erg stabiel
leverslagader
poortader
leverader

Slide 12 - Sleepvraag

GALPRODUCTIE

De lever produceert gal en geeft dit via de galgangen af aan de galblaas.

Gal wordt afgegeven bij elke maaltijd.

Gal bestaat uit twee componenten:
- Galzure zouten
- Bilirubine

Galzure zouten emulgeren vetten

Bilirubine is een groenige stof die ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen. Deze wordt via de gal uit de lever verwijderd.

Slide 13 - Tekstslide

De lever en koolhydraatstofwisseling
Glucoseconcentratie in het bloed hoog?
Dan maakt de alvleesklier insuline
De lever slaat dan glucose in de levercellen in de vorm van glycogeen.
Glucoseconcentratie in het bloed laag?
Dan maakt de alvleesklier insuline
De levercellen breken dan glycogeen af en geven ontstane glucose af aan het bloed

Meer glucose nodig?
Dan maken levercellen dat (uit vetzuren of aminozuren)

Slide 14 - Tekstslide

De lever en eiwitstofwisseling
De levercellen slaan GEEN aminozuren op!

Te kort aan bepaalde aminozuren?
NIET-essentiële aminozuren worden opgebouwd uit andere aminozuren: TRANSAMINERING

Te veel aminozuren?
Deze worden dan afgebroken: DEAMINERING
Hierbij ontstaat ureum
Deze stof geeft urine zijn kleur en geur

Slide 15 - Tekstslide

Ontgifting
De lever cellen verwijderen gifstoffen uit het bloed en breken deze af. 
Meestal ontstaan hierbij onschadelijke metabolieten. 
Deze metabolieten worden dan door een ander orgaan uitgescheiden

Voorbeelden zijn:
- ethanol (alcohol)
- medicijnen (paracetamol)

Dit is de belangrijkste reden waarom bepaalde medicijnen uitwerken. 
Het ene medicijn wordt sneller afgebroken dan het andere.

Slide 16 - Tekstslide

Thema Uitscheiding







Nieren en urinewegen

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de functie van de
Nieren?

Slide 18 - Woordweb

Nieren

Taak van de nieren:

  • Afvalstoffen verwijderen uit het bloed (uitscheiding)
  • Constant houden van de osmotische waarde van het bloed en interne milieu


Slide 19 - Tekstslide

Bouw van de nier

Nier is opgebouwd uit vier duidelijk te onderscheiden onderdelen:

  • Nierkapsel
  • Nierschors 
  • Niermerg 
  • Nierbekken

Bijnier = hormoonklier die bovenop elke nier ligt

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Ligging van de nieren
  • Hoog in de buikholte.
  • Tegen achterste buikwand.

  • Weerszijden van wervelkolom 1 nier.
  • Holle kant naar elkaar toe.
  • Nieren zijn buikorganen.
  • Worden beschermd door de borstkas.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

verschil lengte urinebuis man en vrouw

Slide 24 - Tekstslide

Tot welk stelsel behoren de nieren?
A
Transportstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Uitscheidingsstelsel
D
Zenuwstelsel

Slide 25 - Quizvraag

Benoem de onderdelen van de nier van buiten naar binnen.
A
Nierkapsel, niermerg, nierschors, nierbekken
B
Nierkapsel, nierschors, nierbekken, niermerg
C
Nierkapsel, nierbekken, nierschors, niermerg
D
Nierkapsel, nierschors, niermerg, nierbekken

Slide 26 - Quizvraag

De nieren liggen.....
A
Laag in de buikholte
B
In het midden van de buikholte
C
Hoog in de buikholte
D
In de borstholte

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video

Niereenheid (nefron)  -->  Uitleg bioplek (Bouw van de nieren)

Slide 29 - Tekstslide

Niereenheid (nefron)  -->  Uitleg bioplek (Functie van de nieren)

Slide 30 - Tekstslide

Doorbloeding van de nier

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.


Hart --> aorta --> 

nierslagader --> kleinere nierslagader --> Glomerulus --> kleinere nierslagader --> haarvaten rond de nierbuisjes  --> kleinere nierader -->  nierader --> 

onderste holle ader --> Hart




Slide 31 - Tekstslide

Vorming van Urine

Het lichaampje van Malpighi:

Onder invloed van de bloeddruk wordt een deel van het bloed uit de glomerulus in de holte van het kapsel van Bowman geperst = Ultrafiltratie


Het vocht dat in het kapsel van Bowman komt heet voorurine.

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes


Voorurine bevat:

heel veel Water/Glucose/Aminozuren/opgeloste Zouten/Afvalstoffen

Slide 32 - Tekstslide

Terugresorptie

De ultrafiltratie in de lichaampjes van Malpighi --> vorming van voorurine


In voorurine zitten bruikbare stoffen --> weer in het bloed opgenomen

= Terugresorptie 


Terugresorptie vindt plaats in de niereenheid:

in de gekronkelde buisjes/lis van Henle/verzamelbuis (een klein deel)




Slide 33 - Tekstslide

Na de terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over.


Urine --> de verzamelbuizen --> nierbekken --> urine leiders --> blaas --> urinebuis


Gemiddeld produceer je per etmaal 1.5 tot 2 liter urine.

Slide 34 - Tekstslide

Urine wegen

Nierkapsel

Nierschors

Niermerg

Nierkelk

Nierbekken: Verzamelen van urine 

2 Urineleiders: 20 tot 30 cm lang 

Urineblaas

Urinebuis





 


Slide 35 - Tekstslide

Urineblaas (vesica urinae)


Slide 36 - Tekstslide

De urine vorming hangt af van een aantal factoren:

  • De hoeveelheid opgenomen vocht.
  • De hoeveelheid opgenomen zouten.
  • De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Welke pijl geeft terugresorptie aan?
Welke pijl geeft ultrafiltratie aan?

Slide 39 - Open vraag

Verklaar waardoor bij diabetespatiënten zoete urine wordt gevormd

Slide 40 - Open vraag

Meindert heeft reuzehonger en werkt in 15 minuten 5 boterhammen met hagelslag weg.
Ongeveer 90 minuten na deze maaltijd wordt de glucoseconcentratie gemeten van de volgende drie bloedvaten:
1 leverader
2 leverslagader
3 poortader

In welk bloedvat wordt de hoogste glucoseconcentratie gemeten?
A
leverader
B
leverslagader
C
poortader

Slide 41 - Quizvraag