Les 23: oe, uu of u (gevorderd)
1 / 21
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
5 woorden met oe
Slide 2 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
u
oe
uu
Slide 3 - Sleepvraag
bussen
mussen
teruggeven
brug
cursus
typ 3 zinnen met uu
Slide 4 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
typ twee zinnen met u
Slide 7 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 8 - Tekstslide
Als docent begin je: zeg 'oe' en klap richting de leerling links naast je. De leerling zegt na, draait om en geeft een nieuwe klank door.
Zo ga je de kring rond, met de klok mee.
Variatie: woorden met oe, woorden met u of woorden met uu.
A
moer
B
muur
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
boer
B
buur
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
moes
B
mus
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
lus
B
Loes
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
poes
B
pus
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
voer
B
vuur
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
stuur
B
stoer
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
hoer
B
huur
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
bus
B
boes
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
zuur
B
zoer
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
boeren
B
buren
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
doer
B
duur
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 21 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
