1.7 GRAMMATICA

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning

  • Huiswerk in agenda noteren
  • Lezen in leesboek 
  • Start met 1.7
  • Zelfstandig werken
  • Vooruitblik  

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

TIJD VOOR DE TOETS. 
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
20:00

Slide 6 - Tekstslide

opdracht
In tweetallen binnen je tafelgroep:

In de envelop vinden jullie zeven woorden. Maak met die woorden zoveel mogelijk zinnen. Gebruik dus alle woorden in elke zin!

Schrijf de zinnen in je schrift. 
timer
8:00

Slide 7 - Tekstslide

Zinnen:

  • Het kleine meisje speelde vrolijk op straat.

  • Speelde het kleine meisje vrolijk op straat?

  • Vrolijk speelde het kleine meisje op straat.

  • Vrolijk speelde op straat het kleine meisje.

  • Op straat speelde vrolijk het kleine meisje.

  • Op straat speelde het kleine meisje vrolijk.

  • Staan er woorden in elke zin bij elkaar?

Slide 8 - Tekstslide

Zinnen:

  • Het kleine meisje speelde vrolijk op straat.

  • Speelde het kleine meisje vrolijk op straat?

  • Vrolijk speelde het kleine meisje op straat.

  • Vrolijk speelde op straat het kleine meisje.

  • Op straat speelde vrolijk het kleine meisje.

  • Op straat speelde het kleine meisje vrolijk.

Slide 9 - Tekstslide

Zinnen:

  • Het kleine meisje / speelde / vrolijk / op straat.

  • Speelde / het kleine meisje / vrolijk / op straat?

  • Vrolijk / speelde / het kleine meisje / op straat.

  • Vrolijk / speelde / op straat / het kleine meisje.

  • Op straat /  speelde / vrolijk / het kleine meisje.

  • Op straat / speelde / het kleine meisje / vrolijk.

       Valt er ook iets op aan het werkwoord? 

Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm
De pv is het belangrijkste werkwoord in een zin. 
Leer de pv herkennen, want dit werkwoord vormt de basis van redekundig ontleden en werkwoordwoordspelling!
Zo vind je de pv:

1. Maak een vraagzin: de pv komt vooraan de staan.
   Speelde ze daar?
2. Verander de tijd van de zin: de pv verandert dan.
    Ze speelt daar. (v.t - t.t.)
3. Verander het onderwerp van enkelvoud naar                meervoud of andersom. De pv verandert mee. 
    Zij speelden daar. (enk. - meerv.)
PV
De pv is altijd een werkwoord. Werkwoorden
geven een handeling aan en kunnen van vorm veranderen.

Slide 11 - Tekstslide

De zinsdeelproef
1. Onderstreep de pv.


2. Zet de pv tussen zinsdeelstrepen.

3. Elk woord of elke woordgroep die je 
voor de pv kunt zetten, is een zinsdeel. 
Zinsdeel
Losse woorden die bij elkaar horen.
Een zinsdeel kan bestaan uit een woord of meerdere woorden.
Onthoud: de pv is het eerste werkwoord in een zin!
De zin in de envelop, bestaat dus uit 4 zinsdelen:

           1.  het kleine meisje (ze)
           2. speelde
           3. vrolijk
           4. op straat (daar)

Slide 12 - Tekstslide

Het onderwerp
Het onderwerp (o) van de zin zegt wie of wat de handeling van de zin uitvoert.
Persoonsvorm en onderwerp:
- staan beide in enkelvoud of       meervoud.
- staan naast elkaar.
Wie speelde?                 het kleine meisje

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten van 1.7

10 min. stiltewerktijd


                                         Deze opdrachten maak je in je Ta!entboek.
Snap je een opdracht niet? 
- lees de vraag nog een keer; wat              staat erboven? 
- Lees de leerstof op blz. 48/49
- sla anders eerst over en werk verder. 
- vraag daarna in je tafelgroep.
- vraag tot slot aan mij. 
timer
10:00
zie takenklapper

Slide 14 - Tekstslide

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

Slide 15 - Tekstslide

Lesplanning
  • Lezen in leesboek 
  • Uitleg grammatica 2.7
  • Klassikaal - instapopdracht 1
  • Zelfstandig werken
  • Bespreken / nakijken
In paragraaf 2.7 leer je;
- hoe je het onderwerp van de zin vindt;
- hoe je het lijdend voorwerp vindt.

Slide 16 - Tekstslide

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten van 2.7

10 min. stiltewerktijd


                                         Deze opdrachten maak je in je Ta!entboek.
Snap je een opdracht niet? 
- lees de vraag nog een keer; wat              staat erboven? 
- Lees de leerstof op blz. 110/112/114
- sla anders eerst over en werk verder. 
- vraag daarna in je tafelgroep.
- vraag tot slot aan mij. 
timer
10:00
zie takenklapper

Slide 20 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv)

Let op:
Zinsdelen die hoeveelheden aangeven (maten, gewichten, afstanden) zijn nooit lijdend voorwerp.


Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 21 - Tekstslide