Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Ontleden en naamvallen
Heute
Ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Oefenen met de naamvallen
1 / 32
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
In deze les zitten
32 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Heute
Ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Oefenen met de naamvallen
Slide 1 - Tekstslide
Ontleden ja/nee?
Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken, kun je enkele stappen zetten:
stap 1: Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel.
stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar
onderwerp
,
lijdend voorwerp
en
meewerkend voorwerp.
Slide 2 - Tekstslide
stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
onderwerp: 1e naamval
lijdend voorwerp: 4e naamval
meewerkend voorwerp: 3e naamval
Slide 3 - Tekstslide
Ontleden (net als in het Nederlands)
Ich
habe
meiner Mutter
eine Zeitung
gekauft
[
onderwerp
] [
meew. vw
] [
lijdend vw
]
1e 3e 4e
Slide 4 - Tekstslide
Ontleden (net als in het Nederlands)
4e naamval ➔ lijdend voorwerp
vraag: “wie/ wat + onderwerp + gezegde” ? = lijdend voorwerp
Ik
heb
voor
mijn moeder
een krant
gekocht
Slide 5 - Tekstslide
Ontleden (net als in het Nederlands)
3e naamval ➔ meewerkend voorwerp
vraag: “aan wie/ voor wie” ? = meewerkend voorwerp
Ik
heb
voor
mijn moeder
een krant
gekocht
Slide 6 - Tekstslide
Doe altijd hetzelfde!
Staat er een voorzetsel?
Ja --> kies dan meteen de juiste naamval
nee --> ga ontleden en kies op die manier de juiste naamval
Slide 7 - Tekstslide
Weet je het nog?
Slide 8 - Tekstslide
Welke naamval hoort bij het onderwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval
Slide 9 - Quizvraag
Welke naamval hoort bij het lijdend voorwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval
Slide 10 - Quizvraag
Welke naamval hoort bij het meewerkend voorwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval
Slide 11 - Quizvraag
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie
Slide 12 - Quizvraag
Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie
Slide 13 - Quizvraag
Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie
Slide 14 - Quizvraag
Üben
Je gaat oefenen met het ontleden.
Gebruik voor de oefening je aantekeningen en het naamvallenschema.
Let goed op het geslacht en welk schema je moet gebruiken. Gebruik de stappen - gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
Slide 15 - Tekstslide
Ich habe d.... Chef (m) endlich mal d... Wahrheit (v) gesagt.
Slide 16 - Open vraag
Ich habe d.... Großmutter im Krankenhaus besucht.
Slide 17 - Open vraag
Vater gibt d..... Kinder... nur wenig Taschengeld.
Slide 18 - Open vraag
Wir haben d.... Firma (v) ein... günstiges Angebot (o) gemacht.
Slide 19 - Open vraag
Du sollst sofort d..... Direktorin anrufen.
Slide 20 - Open vraag
Wir machen Ihnen ein.... Vorschlag (m).
Slide 21 - Open vraag
Sie haben d..... Radfahrer (m) kein.... Vorfahrt (v) gelassen.
Slide 22 - Open vraag
Ich drucke dir d.... Daumen (mv) fürs Examen.
Slide 23 - Open vraag
Mutti bringt d.... kranke Kind ins Bett.
Slide 24 - Open vraag
Quiz
Bepaal welk lidwoord/voornaamwoord je moet inzetten. Let hierbij goed op het geslacht.
Slide 25 - Tekstslide
Sie können (de) Arzthelfer Ihr Rezept geben.
A
dem
B
der
C
dir
D
den
Slide 26 - Quizvraag
Ich habe ein.... Geschenk (o) gekauft.
A
eine
B
ein
C
einem
D
einen
Slide 27 - Quizvraag
(Zijn) Geld (o) liegt auf dem Tisch.
A
Sein
B
Seine
C
Seines
D
Seiner
Slide 28 - Quizvraag
Johann ist d___ Bruder von Jan.
A
den
B
der
C
die
D
das
Slide 29 - Quizvraag
Was für ein Geschenk hast du
(voor mij)................. gekauft?
A
mich
B
mir
C
mein
D
für mich
Slide 30 - Quizvraag
Deine Ärztin hat (jou) ........... ein Antibiotikum verschrieben.
A
dich
B
für dich
C
deine
D
dir
Slide 31 - Quizvraag
Melina hat (haar) .......... Friseur zu viel bezahlt.
A
ihre
B
ihrem
C
seinem
D
seiner
Slide 32 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
Oktober 2024
- Les met
26 slides
Duits
Secondary Education
Ontleden en naamvallen
28 dagen geleden
- Les met
32 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
Ontleden en naamvallen
12 dagen geleden
- Les met
32 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
Ontleden en naamvallen TVR
Mei 2021
- Les met
37 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
Ontleden en naamvallen
Maart 2024
- Les met
33 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
Herhalingsles: naamvallen en ontleden
Oktober 2022
- Les met
34 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
Ontleden en naamvallen
April 2024
- Les met
31 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
Ontleden en naamvallen
April 2020
- Les met
35 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3