In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Temperatuur
proefwerk 1
Slide 1 - Tekstslide
Wat heb je deze les nodig
schrift om aantekeningen te maken tijdens de uitleg.
pen, potlood (voor de tekeningen) en liniaal of geodriehoek
rekenmachine
Slide 2 - Tekstslide
Doelen van deze les.
De drie temperatuurschalen kennen.
De natuurkundige temperatuurschaal van Kelvin kunnen gebruiken.
Weten hoe een thermometer werkt.
Slide 3 - Tekstslide
De temperatuur
De temperatuur is een natuurkundige grootheid (iets wat je kunt meten).
Het geeft de hoeveelheid warmte van een stof aan.
Het symbool voor de temperatuur is de hoofdletter T.
Slide 4 - Tekstslide
De thermometer
De thermometer is een meetinstrument.
Met dit meetinstrument meet je de temperatuur.
Je hebt twee soorten thermometers:
vloeistofthermometer
digitale thermometer
Slide 5 - Tekstslide
De vloeistofthermometer
De vloeistofthermometer bestaat uit drie onderdelen.
Het reservoir, hierin zit de vloeistof. Als de vloeistof warmer wordt zet deze uit (wordt groter) en wordt dan in de stijgbuis geduwd
De stijgbuis, hier zie je door het uitzetten de vloeistof omhoog gaan
De schaalverdeling, dit is een geijkte verdeling van de temperatuur
Slide 6 - Tekstslide
De digitale thermometer
De thermometer bestaat uit twee onderdelen.
De sensor, die registreerd de warmte en zet dit om in een stroompje
Het display, een beeldschermpje waarop je de temperatuur kunt aflezen.
De digitale thermometer is makkelijker af te lezen.
Slide 7 - Tekstslide
De temperatuurschaal van Celsius
Meneer Celsius komt uit Zweden en was astronoom.
Bedenker van de meest gebruikte temperatuurschaal. Het vaststellen van het nulpunt en het 100 punt en daarna de schaal verdelen in 100 gelijke stapjes noemen we ijken
Celsius zelf had bedacht dat smeltend ijs 100 graden was en kokend water juist 0 graden.
Omdat dit niet handig was is dit omgedraaid.
Slide 8 - Tekstslide
De temperatuurschaal van Fahrenheit
Een Duitse Natuurkundige die een groot deel van zijn leven in Nederland heeft geleefd.
De temperatuurschaal is o.a gebaseerd op de lichaamstemperatuur van de mens.
Deze schaal wordt voornamelijk in de Verenigde Staten gebruikt.
Gabriel Fahrenheit
Slide 9 - Tekstslide
William Thomson alias Lord Kelvin
Een Britse natuurkundige die de temperatuurschaal heeft bedacht die begint bij het absolute nul punt (koudste temperatuur die bestaat, alle moleculen staan helemaal stil)
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
01:01
Wat gebeurt er met stoffen als ze worden verwarmd
A
ze worden kleiner
B
ze worden groter
C
ze worden krom
D
ze worden recht
Slide 12 - Quizvraag
01:21
Welke stof zit er in een vloeistofthermometer
A
water
B
alcohol
C
olie
D
gesmolten ijzer
Slide 13 - Quizvraag
01:21
Waarom zit er een kleurstof in de alcohol in een vloeistofthermometer
Slide 14 - Open vraag
01:21
Waarom zit er geen water in een vloeistofthermometer?
Slide 15 - Open vraag
02:43
Benoem de drie onderdelen van een vloeistofthermometer
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
02:56
Welke temperatuurschaal gebruiken wij in Nederland
Slide 18 - Open vraag
02:56
Welke temperatuurschaal gebruiken wij in de natuurkunde
Slide 19 - Open vraag
02:56
Welke temperatuurschaal gebruiken ze in de Verenigde Staten
Slide 20 - Open vraag
02:56
Hoeveel Kelvin is 0 graden Celsius?
Slide 21 - Open vraag
02:56
Hoeveel Kelvin is 22 graden Celsius?
Slide 22 - Open vraag
02:56
Wat is de koudste temperatuur die bestaat (rond af op een heel getal)
Slide 23 - Open vraag
Tekenopdracht
Teken een vloeistofthermometer in je schrift.
links noteer je Celsius en rechts Kelvin
onderaan noteer je van beide schalen het absolute nulpunt.
bij Celsius noteer je halverwege 0 oC
daar een stukje onder - 100 oC
boven de 0 noteer je 100 oC
Noteer de goede temperaturen in Kelvin
Slide 24 - Tekstslide
Doelen van deze les.
De drie temperatuurschalen kennen.
De natuurkundige temperatuurschaal van Kelvin kunnen gebruiken.
Weten hoe een thermometer werkt.
Slide 25 - Tekstslide
Huiswerk
Leren hoofdstuk 2
lezen paragraaf 3.1, 3.2 en 3.3
maken vragen paragraaf 3.2 vraag: 15 en 17 (blz 62)