5-10 Uitleg les 4 werkwoordspelling deelwoorden 3b2
Welkom bij Nederlands
Socialiseren.
Telefoon in de koffer
Jas op de kapstok
Neem plaats
Pak je laptop en je
blauwe map.
timer
5:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij Nederlands
Socialiseren.
Telefoon in de koffer
Jas op de kapstok
Neem plaats
Pak je laptop en je
blauwe map.
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
Lesopbouw
Korte instructie
Zelfstandig werken
Evaluatie
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoordspelling
Slide 3 - Tekstslide
Vormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
PVTT
PVVT
VD
OD
BNW
Slide 4 - Tekstslide
Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
Het is onvoltooid.
"lopend" moet ik
naar huis.
'Fluitend' kom ik binnen.
Slide 5 - Tekstslide
Kermen van de pijn.
Kermen is het hele ww (infinitief). -d-
erbij:
KERMEND
Slide 6 - Tekstslide
Onvoltooid deelwoord
Verleden tijd.
sterke werkwoorden
lopen - liep - gelopen
zwakke werkwoorden
werken - werkte - gewerkt
leren - leerde - geleerd
verhuizen - verhuisde - verhuist
Slide 7 - Tekstslide
'T eXKoFSCHiP
Als de stam eindigt op één van de medeklinkers uit ‘t fokschaap of ‘t kofschip schrijf je stam + te(n). Anders schrijf je altijd de(n).
Bij zwakke werkwoorden als verven en verbazen verandert dev en z aan het eind van de stam in een f of een s: ik verf , ik verbaas. In de verleden tijd krijgen ze echter de(n) (ik verfde, ik verbaasde) omdat in het hele werkwoord een z en een v staan.
Slide 8 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord eindigt op een -d of een -t.
Als je niet weet of het voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt, dan kun je het langer maken (in de verleden tijd).
Dus:
Ik heb gerend. (want rende)
Ik heb gefietst. (want fietste)
Ik heb gepakt. (want pakte)
Slide 9 - Tekstslide
Een bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord zo simpel mogelijk!
De nagekeken opdracht.
Het vernielde voetbalveld.
De aangebrande aardappelen.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is fout en waarom?
Slide 11 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Je pakt een boekje en je gaat zelfstandig aan het werk of je doet mee met de verlengde instructie.
Je hebt hierna nog één les om
te trainen. Les 5 (of eerder) moet de
toets gemaakt worden. Zorg dat je
minimaal 80% beheerst.
Slide 12 - Tekstslide
Wat heb je geleerd
Slide 13 - Tekstslide
een onvoltooid deelwoord
A
is de infinitief (hele werkwoord) met-d(e)
B
is de stam met-d
C
soms d en soms niet
Slide 14 - Quizvraag
(mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
mopperent en huilend
B
mopperend en huilent
C
mopperend en huilend
Slide 15 - Quizvraag
Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen)
A
Sjaan verhuisT en Job is verhuisT
B
Sjaan verhuisD en Job is verhuisD
C
Sjaan verhuisT en Job is verhuisD
Slide 16 - Quizvraag
Doel behaald?
Je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling.
Gaat dit al goed?
Zodra je overald 80% of hoger hebt gescoord, pta maken.