HVM Les 7 Verklaringsmodellen

HVM: verklaringsmodellen
Hormonen, huid- en bindweefselzones en (contra)-indicaties
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 1.5 min

Onderdelen in deze les

HVM: verklaringsmodellen
Hormonen, huid- en bindweefselzones en (contra)-indicaties

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
Herhalen Indicaties en contra-indicaties

Verklaringsmodellen massage
Opdrachten
Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je leert verschillende verklaringsmodellen van de huidverbeterende massage.
- Je kan de verschillen uitleggen en herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een goede indicatie voor hvm?
A
slechte doorbloeding
B
acne
C
eczeem
D
verslapte oogleden

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een absolute contra-indicatie?
A
atrofie
B
koortslip
C
ontsteking
D
gestabiliseerd litteken

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een contra-indicatie van plaats?
A
seborrhoe
B
rosacea met ontstekingen
C
disfunctie van schildklier
D
parkinson

Slide 6 - Quizvraag

Wat hoort bij relatieve contra-indicatie?
A
tot 9 maanden na bevalling
B
na 7e maand zwangerschap
C
bloeddruk problemen
D
elastosis

Slide 7 - Quizvraag

Verklaringsmodellen Hoofdstuk 15

Slide 8 - Tekstslide

Verklaringsmodel
Hiermee bedoelen we een verklaring waarom en hoe de huidverbeteringsmassage werkt. 
Aangezien elk mens anders is, zijn er meerdere verklaringen, meer soorten uitleg.

Slide 9 - Tekstslide

Mechanische verklaringsmodellen 
Met mechanisch bedoelen we feitelijk 'beweging'; wat zetten we met onze massage in beweging?

1. Degranulatie van mestcellen
2. Beïnvloeding fibroblasten
3. Lokale circulatie

Slide 10 - Tekstslide

1. Degranulatie van de mestcellen
Prikkeling van de mestcellen waardoor stoffen vrijkomen. De huid geeft hierdoor de volgende opeenvolgende reacties:
1. Bleke streep 
2. Rode verkleuring van de van de bleke streep
3. Zwelling van het weefsel door vocht
4. Uitbreiding van het rode gebied naar de omgeving
5. Verhoogde uitwisseling van voedings- en afvalstoffen
6. Gevoeligheid neemt toe

Slide 11 - Tekstslide

2. Beïnvloeding fibroblasten

Door trek-en drukkrachten worden fibroblasten aangezet tot productie en deling. 
Doelgericht prikkelen leidt tot nieuw gevormd bindweefsel!

Slide 12 - Tekstslide

3. Lokale circulatie

Door circulatie bevorderende factoren verbeteren de voedingstoestand van het weefsel.

Slide 13 - Tekstslide

Neurale verklaringsmodellen 
Met neuraal bedoelen we via de zenuwen.

1. Poorttheorie
2. Postexcitatoire depressie
3. Endorfines
4. Placebo

Slide 14 - Tekstslide

1. Poorttheorie
Als een gemyeliniseerde en ongemyeliniseerde prikkel tegelijk binnenkomen, kan het centrale zenuwstelsel als het ware een poort dichtzetten om pijn te remmen.

Ongemyeliniseerde prikkel = pijnlijk.
Bij de poorttheorie wordt deze prikkel tegengehouden bij de 'poort'.


Slide 15 - Tekstslide

Poorttheorie
Door tijdens de massage zowel stevige prikkels toe te dienen, als ook zachte huidtechnieken tussendoor, voel je dus de pijnlijke prikkel minder.

Slide 16 - Tekstslide

2. Post-excitatoire depressie
De orthosympaticus is bij klachten actiever. Dit willen we in balans brengen:
Kortdurende stimulatie op de ongemyeliniseerde vezel geeft even een verhoging van de activiteit/ orthosympaticus. 
Daarna (post) volgt juist de depressie / verlaging van de activiteit.  

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

4. Placebo effect
De verwachting die behandelaar en klant hebben van de behandeling kan een positief effect hebben op de behandeling.


Nocebo is het tegenovergestelde. Negatieve verwachtingen kan leiden tot een negatieve behandeling. 

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 
Maak de 
 opdracht Verklaringsmodellen.

Gezamenlijk bespreken


timer
30:00

Slide 20 - Tekstslide

Welke verklaring hoort bij mechanisch?
A
Poorttheorie
B
Postexcitatoire depressie
C
Degranulatie van mestcellen
D
Endorfines

Slide 21 - Quizvraag

Welk verklaringsmodel hoort bij 'blokkeren van ongemyeliniseerde prikkel'?
A
poorttheorie
B
postexcitatoire depressie
C
beinvloeding fibroblasten
D
aanmaak endorfines

Slide 22 - Quizvraag

Welke verklaring hoort bij:
activiteit wordt eerst hoger, daarna lager dan het beginniveau.
A
poorttheorie
B
postexcitatoire depressie
C
degranulatie van mestcellen
D
beinvloeding fibroblasten

Slide 23 - Quizvraag

Welke verklaringsmodel hoort bij aanmaak van stoffen zoals histamine, heparine, serotonine?
A
poorttheorie
B
postexcitatoire depressie
C
beinvloeding fibroblasten
D
degranulatie mestcellen

Slide 24 - Quizvraag