Nazeggen:1.Wat is jouw telefoonnummer?
2.Wat is jouw adres?
3. Waar ben jij?
4. Wat is jouw woonplaats?
5. Ik ben cursist.
6. Ik loop naar de deur.
7. Ik zit op mijn stoel.
8. Ik doe mijn tas open.
9. Ik wijs naar het bord.
10. Ik leg de pen op tafel.
11. Ik doe het boek in mijn tas
12. Ik geef de pen aan jou, alsjeblieft.
13. Dankjewel
14. Ik sta achter mijn stoel.
15. Ik wijs naar de muur.
16. Kijk naar het bord.