1ha mercredi, le 12 Avril chap 3

1hd Mercredi, le 12 Avril chap 3
doel: jij kent de 7 dagen van de week + de schoolvakken
Présents/Absents
on parle français
On répète les jours, l'heure/ les nombres/les chiffres 60 -100
le verbe zijn + correction de l'exercice 18
Lire l'exercice 19 (faire ensemble



1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

1hd Mercredi, le 12 Avril chap 3
doel: jij kent de 7 dagen van de week + de schoolvakken
Présents/Absents
on parle français
On répète les jours, l'heure/ les nombres/les chiffres 60 -100
le verbe zijn + correction de l'exercice 18
Lire l'exercice 19 (faire ensemble



Slide 1 - Tekstslide

Comment vas-tu aujourd'hui? 

Je suis en pleine forme.


Je suis fatigué - fatiguée

 Je suis crevé - crevée

Je suis amoureux - amoureuse.



Je suis triste. 

Slide 2 - Tekstslide

les 7 jours de la semaine

Quelle heure est-il ? het is 12 u / 24u
het is 1 uur
Het is 1.15u
Het is 1.30u
Het is 1.45u

Slide 3 - Tekstslide

Le verbe 'être' = zijn
je suis
ik ben
tu es
jij bent
il/elle/on est
hij/zij/men is
nous sommes
wij zijn
vous êtes
u bent/jullie zijn
ils/elles sont
zij zijn

Slide 4 - Tekstslide

Correction de l' exercice 18
Fais l'exercice 19 a ensemble 
Fais l'exercice 23a 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

hoe zit dat dan na 69?
70 = soixante-dix                           (60+10)
71= soixante-et-onze                     (60+11)
72= soixante-douze                       (60+12)
73= soixante-treize                        (60+13)
74 = soixante-quatorze                 (60+14)
75 = soixante-quinze                     (60+15)
76 = soixante-seize                         (60+16)
77 = soixante-sept                           (60+17)
78= soixante-dix-huit                     (60+18)
79= soixante-dix-neuf                    (60+19)

Slide 7 - Tekstslide

80 - 89
80 quatre-vingt
81 quatre-vingt-un
82 quatre-vingt-deux
83 quatre-vingt-trois
84 quatre-vingt-quatre
85 quatre-vingt-cinq
86 quatre-vingt-six
87 quatre-vingt-sept
88 quatre-vingt-huit
89 quatre-vingt-neuf
4 - 20
4 - 20 - 1
4 - 20 - 2
4 - 20 - 3
4 - 20 - 4
4 - 20 - 5
4 - 20 - 6
4 - 20 - 7
4 - 20 - 8
4 - 20 - 9

Slide 8 - Tekstslide

90 - 99
90 quatre-vingt-dix-neuf
91 quatre-vingt-onze
92 quatre-vingt-douze
93 quatre-vingt-treize
94 quatre-vingt-quatorze
95 quatre-vingt-quinze
96 quatre-vingt-seize
97 quatre-vingt-dix-sept
98 quatre-vingt-dix-huit
99 quatre-vingt-dix-neuf
4 - 20 - 10 -9
4 - 20 - 11
4 - 20 - 12
4 - 20 - 13
4 - 20 - 14
4 - 20 - 15
4 - 20 - 16
4 - 20 - 17
4 - 20 - 18
4 - 20 - 19

Slide 9 - Tekstslide

être (zijn)

Je suis
Tu es
Il, elle, on est

nous sommes
vous êtes
ils, elles sont
avoir (hebben)

J'ai
Tu as
Il, elle, on a

nous avons
vous avez
ils, elles ont
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Vertaal in het Frans
Avoir
Ik ben 13 jaar (verschil N/F)
Ik heb een fiets
ik heb Frans op school



être
ik zit in de brugklas
Mijn school heet ....
Ik ben Nederlander

Slide 11 - Tekstslide


Avoir
Ik ben 13 jaar (verschil N/F)
J'ai 13 ans.
Ik heb een fiets
J'ai un vélo.
ik heb Frans op school
J'ai le français au collège. 



être
ik zit in de brugklas
Je suis en cinquième.
Mijn school heet ....
Mon école s'appelle ....
Ik ben Nederlander.
Je suis Néerlandais

Slide 12 - Tekstslide