Je krijgt een aantal teksten te zien. Vul steeds het juiste woord in. De teksten die je te zien krijgt, hebben te maken met paragraaf 1.
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Opdracht 1
Je krijgt een aantal teksten te zien. Vul steeds het juiste woord in. De teksten die je te zien krijgt, hebben te maken met paragraaf 1.
Slide 1 - Tekstslide
Net als de meeste mensen zal ook jij niet goed [___] hebben om al je behoeften te vervullen.
Slide 2 - Open vraag
Net als de meeste mensen zal ook jij niet goed middelen hebben om al je behoeften te vervullen. Daarom moet je [___] stellen, waarbij je kiest wat voor jou het belangrijkst is.
Slide 3 - Open vraag
De natuur levert veel [___] goederen, zoals regenwater.
Slide 4 - Open vraag
De natuur levert veel vrije goederen, zoals regenwater. Maar de meeste goederen zijn [___], want er zijn productiemiddelen nodig om ze te maken. Daarom moet je ervoor betalen.
Slide 5 - Open vraag
Je kunt op verschillende manieren in je behoeften voorzien. Je kunt bijvoorbeeld zelf iets kopen. Dan ben je aan het [___].
Slide 6 - Open vraag
Je kunt op verschillende manieren in je behoeften voorzien. Je kunt bijvoorbeeld zelf iets kopen. Dan ben je aan het consumeren. Je kunt ook zelf iets maken of gebruikmaken van vrije goederen. Ook kan de overheid [___] voorzieningen leveren, zoals een fietspad of een skatepark.
Slide 7 - Open vraag
Opdracht 2
Je krijgt een aantal teksten te zien. Vul steeds het juiste woord in. De teksten die je te zien krijgt, hebben te maken met paragraaf 2.
Slide 8 - Tekstslide
Je koopgedrag wordt onder andere beïnvloed door bedrijven. Maar bij [___] beïnvloeding spelen je familie en vrienden een belangrijke rol.
Slide 9 - Open vraag
Je koopgedrag wordt onder andere beïnvloed door bedrijven. Maar bij sociale beïnvloeding spelen je familie en vrienden een belangrijke rol. Bedrijven richten zich op een bepaalde [___], vooral als die te veel te besteden heeft
Slide 10 - Open vraag
Naast commerciële reclame, die bedoeld is om meer producten te verkopen, is er ook [___] reclame. Die laat je nadenken over problemen die in de maatschappij spelen.
Slide 11 - Open vraag
Bedrijven gebruiken [___] (de 6 P's) om invloed te hebben op je uitgaven.
Slide 12 - Open vraag
Bedrijven gebruiken marketinginstrumenten (de 6 P's) om invloed te hebben op je uitgaven. Bij de [___] zetten bedrijven de verschillende P's tegelijk in.
Slide 13 - Open vraag
Opdracht 3
Je krijgt een aantal teksten te zien. Vul steeds het juiste woord in. De teksten die je te zien krijgt, hebben te maken met paragraaf 3.
Slide 14 - Tekstslide
Voor betrouwbare informatie over producten kun je terecht bij [___].
Slide 15 - Open vraag
Voor betrouwbare informatie over producten kun je terecht bij consumentenorganisaties. Op internet kun je [___] van klanten lezen, maar die zijn niet altijd betrouwbaar.
Slide 16 - Open vraag
Jouw aankopen hebben gevolgen voor andere mensen en het milieu. Door [___] te consumeren houd je daar rekening mee.
Slide 17 - Open vraag
Jouw aankopen hebben gevolgen voor andere mensen en het milieu. Door duurzaam te consumeren houd je daar rekening mee. In dat geval zullen de [___] kosten dalen.
Slide 18 - Open vraag
Jouw aankopen hebben gevolgen voor andere mensen en het milieu. Door duurzaam te consumeren houd je daar rekening mee.In dat geval zullen de maatschappelijke kosten dalen. Zelf kun je bij je aankopen rekening houden met het milieu. Aan een [___] kun je zien of een product aan bepaalde eisen voldoet.
Slide 19 - Open vraag
Opdracht 4
Er volgen nu meerdere meerkeuzevragen. Deze zijn een mix van paragraaf 1 tot en met 3.
Slide 20 - Tekstslide
4.1
Marek bekijkt zijn financiën. 'Volgens mij moet ik prioriteiten gaan stellen,' zegt hij. Wat betekent dit?
A
Hij moet alleen geld uitgeven aan basisbehoeften.
B
Hij moet gaan bezuinigen op secundaire behoeften.
C
Hij moet zijn behoeften in volgorde van belangrijkheid zetten.
D
Hij moet meer op zoek gaan naar koopjes.
Slide 21 - Quizvraag
4.2
Kies het schaarse goed.
A
Kraanwater
B
Regenwater op het schoolplein
C
Zeewater
D
Waterplas in het bos
Slide 22 - Quizvraag
4.3
Waarom zijn 65-plussers als doelgroep aantrekkelijk? Kies de juiste antwoorden.
A
Ze hebben vaak veel geld te besteden.
B
Ze zijn makkelijk te beïnvloeden.
C
Ze zitten veel op social media.
D
Ze zijn vaak nog fysiek erg actief.
Slide 23 - Quizvraag
4.4
Je wil een nieuwe auto kopen en wil graag meer informatie over de auto lezen. Welke consumentenorganisatie benader je?
A
Consumentenbond
B
Stichting ROVER
C
ANWB
D
Vereniging Eigen Huis
Slide 24 - Quizvraag
Opdracht 5
Er volgen nu meerdere open vragen. Deze zijn een mix van paragraaf 1 tot en met 3.
Slide 25 - Tekstslide
5.1
Je kunt bij jouw aankopen rekening houden met anderen en het milieu. Hoe heet dit?
Slide 26 - Open vraag
5.2
De belangrijkste middelen zijn geld en [___].
Slide 27 - Open vraag
5.3
Geef een voorbeeld van maatschappelijke kosten die het gevolg zijn van rijden met een benzinescooter.
Slide 28 - Open vraag
Opdracht 6
Zet het percentage om in een decimaal getal.
Voorbeeld: 3% = 0,03
Slide 29 - Tekstslide
6.1
12%
Slide 30 - Open vraag
6.2
6%
Slide 31 - Open vraag
6.3
23,5%
Slide 32 - Open vraag
Opdracht 7
Los de volgende rekenopdrachten op.
Slide 33 - Tekstslide
7.1
Bereken 21% van € 160.
Slide 34 - Open vraag
7.2
Bereken 4,1% van € 250.
Slide 35 - Open vraag
7.3
Bereken 0,2% van € 220.
Slide 36 - Open vraag
7.4
Een jas kost normaal € 119. Tijdens een actie kost de jas € 95. Bereken hoeveel procent korting je krijgt.
Een prijsverschil in procenten berekenen
(nieuw - oud) : oud x 100
Slide 37 - Open vraag
7.5
Een HP laptop kost bij Coolblue € 529. Bij Bol.com kost dezelfde laptop € 499. Bereken hoeveel procent de laptop bij Coolblue [duurder] is dan bij Bol.com.
Een prijsverschil in procenten berekenen
(nieuw - oud) : oud x 100
Let op! Als je prijzen moet vergelijken tussen winkels, kijk dan naar de vraagstelling. Moet je uitrekenen hoeveel iets duurder is? Dan moet de uitkomst van nieuw - oud een positief getal zijn. Moet je uitrekenen hoeveel iets goedkoper is? Dan moet de uitkomst van nieuw - oud een negatief getal zijn.
Slide 38 - Open vraag
7.5
Een HP laptop kost bij Coolblue € 529. Bij Bol.com kost dezelfde laptop € 499. Bereken hoeveel procent de laptop bij Coolblue [goedkoper] is dan bij Bol.com.
Een prijsverschil in procenten berekenen
(nieuw - oud) : oud x 100
Let op! Als je prijzen moet vergelijken tussen winkels, kijk dan naar de vraagstelling. Moet je uitrekenen hoeveel iets duurder is? Dan moet de uitkomst van nieuw - oud een positief getal zijn. Moet je uitrekenen hoeveel iets goedkoper is? Dan moet de uitkomst van nieuw - oud een negatief getal zijn.