Inleiding in de logistiek 1.2 Soorten bedrijven

Inleiding in de logistiek 1.2
Boek: Allround KOPSTUK logistiekmedewerker
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Inleiding in de logistiek 1.2
Boek: Allround KOPSTUK logistiekmedewerker

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les:
Terugblik op vorige les. Wat weten jullie nog?
Nieuw: soorten bedrijven 
Inloggen in Boom

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het als een product de omgekeerde weg door de bedrijfskolom aflegt?
A
Material management
B
Fysieke distributiemanagement
C
Reverse logistics

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is er sprake van fysieke distributie?
A
Vanaf het moment dat een eindproduct de fabriek verlaat.
B
Als grondstoffen en halffabricaten in de fabriek verzameld worden.
C
Zodra er een fysieke inspanning moet worden geleverd.
D
Zodra de consument het meeneemt naar huis.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Material management houdt zich bezig met de goederenstroom binnen productiebedrijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een belangrijk onderdeel van de goederenstroom?
A
Klantenservice
B
Productie
C
Marketing
D
Transport

Slide 6 - Quizvraag

Korte terugblik op de vorige les.
ter ondersteuning 3 vragen.
Wat is de definitie van 'logistiek'?
A
Het beheren van financiën
B
Het ontwerpen van producten
C
De verkoop van goederen aan klanten
D
Het plannen, organiseren en uitvoeren van de goederenstroom van een organisatie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorbeelden van retourstromen?
A
Afval
B
Goederen
C
Emballage
D
Flessen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 1.2 Soorten bedrijven
Je kunt het verschil tussen de soorten bedrijven uitleggen:

Productiebedrijf
Handelsbedrijf
Dienstverlenend bedrijf
Non-profitorganisatie

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 2 productiebedrijven

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.2 soorten bedrijven
Productiebedrijven: bedrijven die de producten maken die wij gebruiken.
Handelsbedrijven: kopen producten in en verkopen deze weer door.
Dienstverlenende bedrijven: zijn vervoerders, verzekeraars, banken zij leveren diensten aan productiebedrijven en handelsbedrijven.
Non-profitorganisaties: dit zijn organisaties die geen winst maken bijvoorbeeld de douane , belastingdienst.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijf
Een bedrijf is een zelfstandige organisatie die zich toelegt op de productie van goederen en diensten.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkzaamheden handelsbedrijf

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste soort bedrijf:
De fietsenmaker plakt je fietsband die lek is.
A
Industrieel bedrijf
B
Dienstverlenend bedrijf
C
Agrarisch bedrijf

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Profit-organisatie 


  • Profit organisaties            Doel = winst
  • Bijvoorbeeld: Hotels, theaters, evenementenlocaties of recreatieparken

Non-profitorganisatie

  • Non-profitorganisaties maken geen winst.
  • Veel non-profitorganisatie krijgen hun geld van de overheid
  • Bijvoorbeeld: Ziekenhuizen, kazernes, de overheid en scholen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen Handelsbedrijven en productiebedrijven?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een dienstverlenend bedrijf?
A
HEMA
B
Ziekenhuis
C
Melkveebedrijf
D
Verzekeringsmaatschappij

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jane denkt erover om een reclamebureau te beginnen. Dit is een voorbeeld van een
A
Fabriek
B
Handelsonderneming
C
Dienstverlenend bedrijf

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Non-profitorganisatie
A
Een organisatie of een instelling die GEEN winst hoeft te maken
B
Een organisatie of een instelling die WEL winst moet maken.
C
Een organisatie of instelling die zich inzet voor gezond eten.
D
Een organisatie of instelling waar vrijwilligers werken.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat een bedrijfskolom is
Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten

Slide 20 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Lezen blz. 11 t/m 13 en maken opdrachten 6 en 7
schrijf de betekenis op van de volgende begrippen en geef een voorbeeld:
Profit-organisatie
Non-profitorganisatie
Reverse logistics
Material management
Fysiek distributiemanagement
Informatiestroom en waarom is dit belangrijk
Vervoerder

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leervragen 1.2 
Leervragen:
Je kunt het verschil tussen de soorten bedrijven uitleggen:
Productiebedrijf
Handelsbedrijf
Dienstverlenend bedrijf
Non-profitorganisatie

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies