Bekijk de tekst globaal (Titel, Subtitels, Plaatje, Rode draad (waar gaat de tekst over?)
Lees de vraag goed en markeer waar je moet lezen.
Markeer de signaalwoorden of dubbele punt. Vaak staat het antwoord daar en dus de kern van een alinea.
. Lees het betreffende tekstgedeelte nauwkeurig door. Probeer in gedachten eerst zelf een antwoord op de vraag te formuleren.
Lees nu de antwoorden nauwkeurig door. Vergelijk ze met het door jezelf bedachte antwoord.
Vaak is het zo dat er twee antwoorden zijn die echt onzin zijn. Dus die kun je dan wegstrepen.
De antwoorden vind je altijd in de tekst alleen met andere woorden/anders geformuleerd dan in het antwoord staat. Vaak wordt er dus gebruik gemaakt van synoniemen.
(Nu zien jullie hopelijk het nut in van de oefening van de vocabulairetoets synoniemen en tegenstellingen! )
Kies je antwoord.