Woorden die te maken hebben met familie en vrienden (Groep 6).

Ik kan woorden benoemen die te maken hebben met familie en vrienden.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Ik kan woorden benoemen die te maken hebben met familie en vrienden.

Slide 1 - Tekstslide

Uit welke personen kan een familie ontstaan?

Slide 2 - Woordweb

De bekende: Iemand die je kent (buurmeisje). 
De geliefde: Iemand van wie je houdt en je partner is.
Het gezinsleven: Alles wat er in een gezin gebeurt en wordt gedaan. 

Slide 3 - Tekstslide

Het huishouden: Mensen die met elkaar in een huis wonen.


De thuissituatie: Hoe het bij iemand thuis is en gaat. 
Adopteren: Officieel ouders worden van een kind dat bij andere ouders geboren is.


Slide 4 - Tekstslide

De pleegmoeder: Een vrouw die voor een kind zorgt, maar niet de eigen moeder is.

De pleegvader: Een man die voor een kind zorgt, maar niet de eigen vader is.

Het pleegkind: Een kind dat verzorgd wordt door ouders die niet de eigen vader of
moeder zijn.

Slide 5 - Tekstslide

De vondeling: Een baby die ergens is neergelegd om door anderen gevonden en verzorgd te worden.

Het weeshuis: Een plek waar voor kinderen wordt gezorgd die geen ouders meer hebben.

Het weeskind: Een kind dat geen ouders meer heeft.

Slide 6 - Tekstslide

Je komt iemand tegen die geen vriend van je is, maar je kent diegene wel:
A
een vriend
B
een broer
C
een bekende
D
een neef

Slide 7 - Quizvraag

Twee mensen die van elkaar houden en verliefd zijn noem je:
A
familie
B
vrienden
C
bijdehand
D
geliefdes

Slide 8 - Quizvraag

Het huishouden:
A
Mensen die bij elkaar in een huis wonen.
B
Mensen die in je familie zitten.
C
Iemand die alle klusjes thuis doet.
D
een gezin

Slide 9 - Quizvraag

Wat kan je allemaal adopteren?
A
Eten , kinderen ,en kleding.
B
Papier, Hout en ijzer.
C
Kinderen, een kerstboom en dieren.
D
Kinderen, dieren en pizza's.

Slide 10 - Quizvraag

Een kind dat verzorgd wordt door ouders die niet de eigen vader of moeder zijn is:
A
Een weeskind
B
Een pleegkind
C
Een vondeling
D
Geadopteerd

Slide 11 - Quizvraag