Klas 3 chap 2 Lijdend voorwerp

Bonjour!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!

Slide 1 - Tekstslide

 Grammaire C

Het persoonlijk voornaamwoord (=pronom personnel)
gebruikt als 
lijdend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Pak er vast bij
*Je werkboek A op blz 55

*óf:open Grandes Lignes via Magister en ga naar klas 3- hoofdstuk 2 - Grammaire C

Slide 3 - Tekstslide

Het lesdoel

Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat een lijdend voorwerp is.
  • Kan ik het vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
  • Kan ik het op de juiste plaats in de Franse zin zetten.

Slide 4 - Tekstslide

geef
ONDERWERP
LIJDEND VOORWERP
MEEWERKEND VOORWERP
Ik
een boek
aan mijn vader.

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Marie heeft Sophie bloemen gegeven.
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Marie
C
Sophie
D
bloemen

Slide 6 - Quizvraag

Lijdend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

lijdend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
We gaan nu gezamenlijk 3 opdrachten maken:
Werkboek blz. 55 opdracht 13b
Werkboek blz. 56 opdracht 13 c
Werkboek blz. 56 opdracht 13 d

Slide 9 - Tekstslide

Le pronom personnel
Je vois le chien.                                   ->                 le
Tu connais la femme?                      ->                 la
Nous achetons des vêtements.   ->                 les
Vous allez manger une pizza.        ->                 la

Slide 10 - Tekstslide

Le pronom personnel
Plaats in de zin:
1.         Vóór het eerste werkwoord (persoonsvorm).
Voorbeeld: Tu vois le garçon? Oui, je le vois.
2.         Tenzij er een heel werkwoord in de zin staat. Dan vóór het               hele werkwoord.
Voorbeeld: Tu as vu le garçon? Oui, je l'ai vu

Slide 11 - Tekstslide

Le pronom personnel
Je vois le chien.                                   ->                 le
Tu connais la femme?                      ->                 la
Nous achetons des vêtements.   ->                 les
Vous allez manger une pizza?      ->                  la

Slide 12 - Tekstslide

Le pronom personnel
Je vois le chien.                                   ->                 le
Je le vois.
Tu connais la femme?                      ->                 la
Tu la connais?
Nous achetons des vêtements.   ->                 les
Nous les achetons.
Vous allez manger une pizza?      ->                  la
Vous allez la manger?

Slide 13 - Tekstslide

Hij drinkt de limonade =
Il boit la limonade
Hij drinkt het = .......................................................
A
Il le boit
B
Il l'boit
C
Il la boit
D
Il les boit

Slide 14 - Quizvraag

Hij drinkt de cola =
Il boit le coca
Hij drinkt het. = ................................................
A
Il l'boit
B
Il les boit
C
Il la boit
D
Il le boit

Slide 15 - Quizvraag

Wij gaan de champagne drinken =
Nous allons boire le champagne
Wij gaan het drinken=
A
Nous allons le boire
B
Nous allons l'boire
C
Nous allons la boire
D
Nous allons les boire

Slide 16 - Quizvraag

Zij houden van de jongen =
Ils aiment le garçon
Zij houden van hem = ................................
A
Ils le aiment
B
Ils l'aiment
C
Ils la aiment
D
Ils les aiment

Slide 17 - Quizvraag

Zij houden van het meisje =
Ils aiment la fille
Zij houden van haar = ................................
A
Ils le aiment
B
Ils l'aiment
C
Ils la aiment
D
Ils les aiment

Slide 18 - Quizvraag

Zij houden van de kinderen =
Ils aiment les enfants
Zij houden van hen = ........................................
A
Ils le aiment
B
Ils l'aiment
C
Ils la aiment
D
Ils les aiment

Slide 19 - Quizvraag

Zij zingen het liedje =
Ils chantent la chanson
Zij zingen het = ...........................................
A
Ils le chantent
B
Ils l'chantent
C
Ils la chantent
D
Ils les chantent

Slide 20 - Quizvraag

Zij zingen de liedjes=
Ils chantent les chansons
Zij zingen ze = .........................................
A
Ils les chantent
B
Ils la chantent
C
Ils l'chantent
D
Ils le chantent

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag
Maak nu zelfstandig opdracht 
 14a en 14b in je werkboek op blz. 56
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
We kijken de opdrachten na

Slide 23 - Tekstslide