week 40 VWO 3

Aujourd'hui;

*les verbes -re
*le pluriel (meervoud)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui;

*les verbes -re
*le pluriel (meervoud)

Slide 1 - Tekstslide

Vendre=verkopen présent
                       je vends= ik verkoop
tu vends
            il,elle,on vend
          nous vendons
        vous vendez
               ils,elles vendent
imparfait
je vendais= ik verkocht
tu vendais
il,elle,on vendait
nous vendions
vous vendiez
ils,elles vendaient

Slide 2 - Tekstslide

Passé composé
j'ai vendu=ik heb verkocht
tu as vendu
il,elle,on a vendu
nous avons vendu
vous avez vendu
ils,elles ont vendu
Futur
je vendrai= ik zal verkopen
tu vendras
il,elle,on vendra
nous vendrons
vous vendrez
ils,elles vendront

Je vais vendre= ik ga verkopen

Slide 3 - Tekstslide

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?
-ER
-IR
-RE
-ER
-IR
-RE
-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
-is
-is
-it
-issons
-issez
-issent
-s
-s
- -
-ons
-ez
-ent

Slide 4 - Sleepvraag

(rendre= teruggeven) ils ont .... mon argent

Slide 5 - Open vraag

Hij gaat verkopen (futur proche)

Slide 6 - Open vraag

attendre= wachten
wij zullen wachten
A
nous allons attendre
B
nous attendions
C
nous attendrons
D
nous avons attendu

Slide 7 - Quizvraag

(attendre,prés) Mes copains ......

Slide 8 - Open vraag

descendre = naar beneden gaan,pc
Ils ..... ......... à pied
A
ont descendu
B
sont descendus
C
descendront
D
vont descendre

Slide 9 - Quizvraag

Grammaire 

De meervouden in het Frans

Slide 10 - Tekstslide

Comment faire?
* meestal voeg je simpelweg een s toe;
la soeur wordt les soeurs= de zussen 
des soeurs=zussen
* let op de volgende uitzonderingen;

Slide 11 - Tekstslide

l'animal= het dier
le journal = de krant
l'oeil= het oog
le genou= de knie
le prix=de prijs
le nez=de neus
le cas=het geval
le cadeau=het kado
le château=het kasteel
le lieu=de plek






les animaux= de dieren
les journaux= de kranten
les yeux= de ogen
les genoux= de knieën
les prix= de prijzen
les nez=de neuzen
les cas= de gevallen
les cadeaux=de cadeaus
les châteaux= de kastelen
les lieux=de plekken

Slide 12 - Tekstslide

exception;
le festival- les festivals

Slide 13 - Tekstslide

Altijd meervoud;

les vacances=de vakantie
les cheveux=het haar (niet verwarren met les chevaux=de paarden)
les devoirs= het huiswerk
les lunettes=de bril

Slide 14 - Tekstslide

Aanspreektitels;

Madame; Mesdames
Monsieur; Messieurs
Mademoiselle; Mesdemoiselles

Slide 15 - Tekstslide

L'oiseau= de vogel
De vogels=
A
les oiseaus
B
les oiseaux

Slide 16 - Quizvraag

Heb je huiswerk?

Slide 17 - Open vraag

(Het huiswerk )...... sont compliqués

Slide 18 - Open vraag

Elle a (kinderen).........?

Slide 19 - Open vraag

Komt u binnen, heren!

Slide 20 - Open vraag

Fin

Oefenen bij grammaticatrainer en oef 79 blz 20

Slide 21 - Tekstslide