woordvolgorde

Woordvolgorde + bijwoorden van frequentie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2,3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordvolgorde + bijwoorden van frequentie

Slide 1 - Tekstslide

Planner

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld
Keith used to watch television in his room at bedtime.
Wie    -         doet        -          wat        -     waar       -      wanneer.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 8 - Sleepvraag

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 9 - Sleepvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
Doesn't she go in the weekends out?
B
Doesn't she go out in the weekends?

Slide 10 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 11 - Quizvraag

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend

Slide 12 - Quizvraag

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 13 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
My sister got married last year.
B
my sister got Last year married.
C
My sister last year got married.

Slide 14 - Quizvraag

Bijwoorden van Frequentie
woorden die aangeven hoe vaak je iets doet

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Waar staan deze woorden in een zin?

Slide 17 - Tekstslide

De bijwoorden van frequentie 
(bv. always, usually, regurlarly, sometimes, rarely, seldom, never) staan voor het werkwoord.

Behalve .............

Slide 18 - Tekstslide

Bij de werkwoorden :
Am/ are/ is/ was / were zetten 
we het bijwoord van Frequentie 
achter het werkwoord

He is never late
She was always happy

Slide 19 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
We are never in a position to complain.
B
We never are in a position to complain.

Slide 20 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
Have ever you read a novel by J.R.R. Tolkien?
B
Have you read ever a novel by J.R.R. Tolkien?
C
Have you read a novel by J.R.R. Tolkien ever?
D
Have you ever read a novel by J.R.R. Tolkien?

Slide 21 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
Who gives never a straight answer?
B
Who gives a straight answer never?
C
Who never gives a straight answer?
D
Who gives a straight never answer?

Slide 22 - Quizvraag

Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.

Slide 23 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Maak een zin met het woord dat net gedraaid is

Slide 26 - Open vraag

Maak een zin met het woord dat net gedraaid is

Slide 27 - Open vraag

Maak een zin met het woord dat net gedraaid is

Slide 28 - Open vraag

Maak een zin met het woord dat net gedraaid is

Slide 29 - Open vraag

Maak een zin met het woord dat net gedraaid is

Slide 30 - Open vraag

Maak een zin met het woord dat net gedraaid is

Slide 31 - Open vraag

Maak een zin met het woord dat net gedraaid is

Slide 32 - Open vraag

Maak een zin met het woord dat net gedraaid is

Slide 33 - Open vraag