JE COMPRENDS LES DONNÉES


Je comprends les données
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Je comprends les données

Slide 1 - Tekstslide

Begrijp je alle opgaven
Weet je welke théorie je moet inzetten?
En hoe je kladblad kan helpen ?

Slide 2 - Tekstslide

Choisis entre les verbes
wil zeggen...
A
kijk naar de werkwoorden.
B
Gebruik de volgende werkwoorden.
C
Kies tussen de werkwoorden.
D
Vul aan met deze werkwoorden.

Slide 3 - Quizvraag

Complète par la bonne conjugaison.
wat moet je doen ?
A
invullen met een werkwoord
B
invullen met het goede vervoegde werkwoord
C
invullen met het goede woord
D
ingevullen met het gepaste werkwoord

Slide 4 - Quizvraag

Duid "un adjectif possessif" aan.
A
ça
B
ces
C
mais
D
ses

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf alle adjectifs possessifs op die je kent. Ik geef al een voorbeeld.
notre- nos/ votre- vos/ leur-leurs

Slide 6 - Open vraag

un mot interrogatif of M.I. wat is dat?
A
een vraagwoord
B
een vraagteken
C
een vragende zin
D
een negatieve zin

Slide 7 - Quizvraag

les mots interrogatifs

Slide 8 - Woordweb

conjugue le verbe entre (parenthèses)
et fais une phrase.
Les filles/ les/ tests de maths/ (détester).

Slide 9 - Open vraag

Pose une question avec mot interrogatif.
la réponse est: Je vais à l'école à vélo.(3)

Slide 10 - Open vraag

Réponds négativement !
welke théorie moet je hiervoor gebruiken?

Slide 11 - Open vraag

donne une réponse négative.
Tu aimes encore les chansons de K3 ?

Slide 12 - Open vraag

Duid de juiste plaats en vorm aan.
A
un nouveau élève
B
un élève nouvel
C
un élève nouveau
D
une nouvelle élève

Slide 13 - Quizvraag

réponds wil zeggen ...

Slide 14 - Open vraag

traduis ! Wat moet je doen ?
A
invullen
B
vertalen
C
luisteren
D
schrijven

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zeg je: geef het tegengestelde ?
A
Donne le synonyme.
B
Donne la réponse.
C
Donne le contraire.
D
Donne la question.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zeg je dan geef een synoniem, zeg hetzelfde maar anders.

Slide 17 - Open vraag