JE COMPRENDS LES DONNÉES


Je comprends les données
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Je comprends les données

Slide 1 - Tekstslide

Begrijp je alle opgaven
Weet je welke théorie je moet inzetten?
En hoe je kladblad kan helpen ?

Slide 2 - Tekstslide

Choisis entre les verbes
wil zeggen...
A
kijk naar de werkwoorden.
B
Gebruik de volgende werkwoorden.
C
Kies tussen de werkwoorden.
D
Vul aan met deze werkwoorden.

Slide 3 - Quizvraag

Complète par la bonne conjugaison.
wat moet je doen ?
A
invullen met een werkwoord
B
invullen met het goede vervoegde werkwoord
C
invullen met het goede woord
D
ingevullen met het gepaste werkwoord

Slide 4 - Quizvraag

Duid "un article indéfini " aan.
A
les
B
une
C
du
D
ces

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf alle articles définis op die je kent.

Slide 6 - Open vraag

un verbe qui se conjugue comme finir?
A
mentir
B
écrire
C
sortir
D
rougir

Slide 7 - Quizvraag

les verbes comme mentir

Slide 8 - Woordweb

conjugue le verbe entre (parenthèses)
et fais une phrase.
Les filles/ les/ tests de maths/ (détester).

Slide 9 - Open vraag

Pose une question avec mot interrogatif.
la réponse est: Je suis en première B

Slide 10 - Open vraag

Réponds négativement !
welke théorie moet je hiervoor gebruiken?

Slide 11 - Open vraag

donne une réponse négative.
Tu aimes encore les chansons de K3 ?

Slide 12 - Open vraag

Duid de juiste vorm aan.
A
vous choisisez
B
vous choisisser
C
vous choisirez
D
vous choisissez

Slide 13 - Quizvraag

réponds wil zeggen ...

Slide 14 - Open vraag

traduis ! Wat moet je doen ?
A
invullen
B
vertalen
C
luisteren
D
schrijven

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zeg je: geef het tegengestelde ?
A
Donne le synonyme.
B
Donne la réponse.
C
Donne le contraire.
D
Donne la question.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zeg je dan geef een synoniem, zeg hetzelfde maar anders.

Slide 17 - Open vraag

vervoeg "vullen" in de 3de p mv.
Ils of elles
A
Ils grosissent
B
ils choisissent
C
elles remplissent
D
ils réfléchissent

Slide 18 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord "slapen"

Slide 19 - Open vraag

vervoeg het werkwoord "eindigen

Slide 20 - Open vraag

Réponds négativement
Tu viens ce soir?

Slide 21 - Open vraag

Réponds par une négation.
Tu rougis souvent ?

Slide 22 - Open vraag

(Elles 'vertrekken') en vacances

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord "buitengaan"

Slide 24 - Open vraag

vervoeg het ww être

Slide 25 - Open vraag

vervoeg avoir in de indicatif présent

Slide 26 - Open vraag

wanneer worden un, une,des geen "de" bij een ontkennende zin ?

Slide 27 - Open vraag