Nieuw Nederlands Taalverzorging de-woorden en het-woorden

Nederlands
H1: formuleren


de en het woorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
H1: formuleren


de en het woorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
* nakijken blz.38 en 39
* we leren wanneer we de-woorden gebruiken en het-woorden gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

arm
adres
meisje
jas
touw
restaurant
glas
put

Slide 3 - Sleepvraag

De of het?
Heel vaak hoor je ‘automatisch’ welk lidwoord bij het woord past.​
 

​Twijfel je? Dan kan je in​ 
het woordenboek kijken.

Slide 4 - Tekstslide

Goed om te weten!
Bij de-woorden gebruik je deze en die

De printer -> deze printer en die printer​
De mascotte -> deze mascotte en die mascotte​
​ 


Slide 5 - Tekstslide

Goed om te weten!
Bij het-woorden gebruik je ook dit en dat


Het gebouw -> dit gebouw en dat gebouw​
Het meisje -> dit meisje en dat meisje

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Samengevat
In het woordenboek vind je de juiste lidwoorden

De-woorden verwijs je met die en deze

Het-woorden verwijs je met dit en da

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

timer
12:00

Slide 10 - Tekstslide

Vul in: au of ou
----tomaat
A
au
B
ou

Slide 11 - Quizvraag

Vul in: au of ou
juffr----w
A
au
B
ou

Slide 12 - Quizvraag

Vul in: au of ou
rest---rant
A
au
B
ou

Slide 13 - Quizvraag

Vul in: de of het
---- boot
A
de
B
het

Slide 14 - Quizvraag

Vul in: de of het

----- bootje
A
de
B
het

Slide 15 - Quizvraag

Vul in: de of het
---- boten
A
de
B
het

Slide 16 - Quizvraag

Het huis+de kamer wordt:

Slide 17 - Open vraag

Kies uit die of dat.
------ computerspelletje
A
Dat
B
Die

Slide 18 - Quizvraag

Kies uit: deze of dit
----- buurt
A
Deze
B
Dit

Slide 19 - Quizvraag

Huiswerk
Maken blz. 40 t/m 42
opdracht 1 t/m 6

Slide 20 - Tekstslide