H4: Grammatica zinsdelen: Bijstelling

Woensdag programma + doelen
  • Lezen in je leesboek (10 min.) (uitdelen extra boekje)
  • theorie bijstelling + opdracht
Doelen:
  • Je leert wat een bijstelling is. > doel
  • Je kan een bijstelling uit de zin halen. > doel
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woensdag programma + doelen
  • Lezen in je leesboek (10 min.) (uitdelen extra boekje)
  • theorie bijstelling + opdracht
Doelen:
  • Je leert wat een bijstelling is. > doel
  • Je kan een bijstelling uit de zin halen. > doel

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een bijstelling?
De bijstelling geeft extra informatie over iets wat al in de zin staat. 
Voorbeeld: 
Ik heb bloemen, een bos rozen, van mijn vriendin gekregen. 

  • In de zin staat dat ik bloemen heb gekregen.
  • Datgene wat toegevoegd wordt, is extra informatie over het object bloemen, namelijk een bos rozen
  • een bos rozen is hier de bijstelling.

Slide 2 - Tekstslide

Welk deel van de zin geeft extra informatie?
Max, de harige hond van onze buren, loopt in onze tuin.
A
de harige hond
B
Max
C
de harige hond van onze buren
D
onze tuin

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
Ik heb bloemen, een bos rozen, van mijn vriendin gekregen.
(bijstelling tussen twee komma's).

Het onderzoek werd geleid door de heer Pietersen, een deskundige op het gebied van belastingfraude.
(bijstelling tussen een komma en een punt)

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de bijstelling?
Wie van de oppassers toonde zeer trots het pasgeboren aapje, een chimpansee, aan de nieuwsgierige journalisten?
A
het pasgeboren aapje
B
de nieuwsgierige journalisten
C
een chimpansee

Slide 6 - Quizvraag

De zin verdelen in zinsdelen
De bijstelling hoort bij hetzelfde zinsdeel als het object waar het iets over zegt.
Dus:
Ik |heb| bloemen, een bos rozen, |van mijn vriendin |gekregen.

Slide 7 - Tekstslide

De zinsdelen benoemen
De bijstelling hoort bij hetzelfde zinsdeel als het object waar het iets over zegt. 
dus: |Ik |heb| bloemen, een bos rozen, |van mijn vriendin |gekregen.|
pv=heb                                                             lvw = bloemen, een bos rozen     
aww= heb, gekregen                                  mv = x
sww= heb=hww, gekregen=zww          bwb = van mijn vriendin
wwg=heb gekregen                                   bijstelling = een bos rozen
 ondw= ik 
  

Slide 8 - Tekstslide

Type de zin over en verdeel de zin in zinsdelen:
De mooiste stad van Vlaanderen, het fraaie Brugge, lijkt nog heel er middeleeuws.

Slide 9 - Open vraag

De mooiste stad van Vlaanderen, het fraaie Brugge, /lijkt/ nog heel erg middeleeuws.
pv = lijkt
aww = lijkt
sww = kww
w.deel = lijkt
o = de mooiste stad van Vlaanderen, het fraaie Brugge
n.deel = nog heel erg middeleeuws
nwg = lijkt nog heel erg middeleeuws

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag  15 min.
- Ontleed de volgende 6 zinnen helemaal volgens het ontleedhulpje (zie volgende dia)
De eerste 2 bespreken we direct, de rest  kijk je zelf na.
(nakijkblad opdr. 7+8 blz. 154)

- maken kopie H4  opdracht 2 over de bijstelling (4 zinnen). 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

  • bespreken voorgaande zinnen
  • opdracht 

Slide 13 - Tekstslide

Je hebt de volgende keuze mogelijkheden:
extra oefenen lijdend voorwerp
extra oefenen werkwoorden: zww, hww en kww
extra oefenen wd, nd en nwg
extra oefenen mv
extra oefenen met de bijstelling 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Huiswerk klas 2
Bedenk zelf 2 zinnen met een bijstelling en ontleed deze ook op de manier dat wij geleerd hebben.

Slide 17 - Tekstslide