Les 2 Verbranding
1.2 Verbrandingen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ExactMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
1.2 Verbrandingen
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud van de les
- Inleiding 1.2 Verbrandingen
- maken 1.2 opdracht 1 t/m 8
- Practicum 1: Koolstofdioxide aantonen (niet M2A)
- Practicum 2: Verbranding van een kaars
- Practicum 3: Lichamelijke inspanning & Werking organen
- lezen 1.3 Het Ademhalingsstelsel
1.2 Verbrandingen
Slide 2 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Leerdoel:
- Ik kan het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning en dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat.
Slide 3 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Energie
In je lichaam wordt glucose afgebroken om energie vrij te maken. Alle organen in je lichaam hebben energie nodig. Je hebt bijvoorbeeld energie nodig om te bewegen en om je lichaamstemperatuur op peil (ongeveer 37 °C) te houden.Slide 4 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Voor verbranding is naast een brandstof ook zuurstof nodig. Denk maar aan een brandende kaars. Als je een glas over de brandende kaars zet, gaat de kaars uit. Dat komt doordat de zuurstof opraakt.
- Voor verbranding in je lichaam geldt dit ook. Er is een brandstof nodig (glucose) en zuurstof.
Slide 5 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Voor verbranding is naast een brandstof ook zuurstof nodig. Denk maar aan een brandende kaars. Als je een glas over de brandende kaars zet, gaat de kaars uit. Dat komt doordat de zuurstof opraakt.
- Voor verbranding in je lichaam geldt dit ook. Er is een brandstof nodig (glucose) en zuurstof.
energievormen:
- licht en warmte
Slide 6 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
De afbraakvan glucose in cellen noem je verbranding. In je lichaam is voor verbranding geen vuur nodig, maar wel een brandstof. Cellen gebruiken glucose als brandstof.
Slide 7 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Inspanning
Als je actiever wordt, heb je meer energie nodig. - Hoe groter de lichamelijke inspanning.
Slide 8 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Inspanning
Als je actiever wordt, heb je meer energie nodig. - Hoe groter de lichamelijke inspanning.
- Hoe meer verbranding er plaatsvindt.
Slide 9 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Om meer zuurstof binnen te krijgen, ga je sneller en dieper ademhalen. Ook andere organen gaan harder werken om ervoor te zorgen dat je cellen voldoende brandstof en zuurstof krijgen.
Slide 10 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Om meer zuurstof binnen te krijgen, ga je sneller en dieper ademhalen. Ook andere organen gaan harder werken om ervoor te zorgen dat je cellen voldoende brandstof en zuurstof krijgen.
- Je merkt bijvoorbeeld dat je hart sneller gaat kloppen.
Slide 11 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Doordat meer verbranding plaatsvindt, krijg je het warmer. De warmte wordt afgevoerd via je huid, onder andere door zweten. Bij meer verbranding ontstaat ook meer koolstofdioxide.
Slide 12 - Tekstslide
1.2 Verbrandingen
Doordat meer verbranding plaatsvindt, krijg je het warmer. De warmte wordt afgevoerd via je huid, onder andere door zweten. Bij meer verbranding ontstaat ook meer koolstofdioxide.
- Het koolstofdioxide wordt uit de cellen afgevoerd door het bloed.
Slide 13 - Tekstslide
De zweetklieren produceren zweet, vooral als je het warm hebt. Door verdamping van zweet koelt je lichaam af.
1.2 Verbrandingen
Slide 14 - Tekstslide
De zweetklieren produceren zweet, vooral als je het warm hebt. Door verdamping van zweet koelt je lichaam af.
- De huid helpt op deze manier bij het regelen van de lichaamstemperatuur.
1.2 Verbrandingen
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag
- Practicum 1: Koolstofdioxide aantonen (niet M2A)
- Practicum 2: Verbranding van een kaars
- Practicum 3: Lichamelijke inspanning & Werking organen
- maken 1.2 opdracht 1 t/m 8
- lezen 1.3 Het Ademhalingsstelsel
1.2 Verbrandingen
