TL2: par 4 De stinkfabriek

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kan uitleggen:
  • Hoe arme mensen leefden en werkten in Utrecht
  • Wat de sociale kwestie is
  • Hoe de sociale kwestie werd opgelost

Slide 5 - Tekstslide

Kinderarbeid in de fabrieken

Slide 6 - Tekstslide

Kinderarbeid was heel gewoon

Slide 7 - Tekstslide

Arbeid en ellende begin industrialisatie
  • Rijke burgerij:  profiteerde het meest van de industrialisatie. Zij waren de baas van de fabriek en verdienden veel geld.
  • Arbeiders:  slechte werkomstandigheden (lange werkdagen, werken met gevaarlijke machines)
  • Lage lonen
  • Geen rechten voor arbeiders: je kon gemakkelijk ontslagen worden
  • Geen werk -->geen loon
  • Onzekerheid of er wel, geen werk was

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video


Kinderarbeid

  • Goedkope arbeidskrachten
  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan
  • Ze zijn goedkoper dan mannen en vrouwen
  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 10 - Tekstslide

Sociale kwestie
Slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders
Het armoedeprobleem

Sociaal: hoe mensen met elkaar omgaan.
Kwestie: duur woord voor "vraag/vraagstuk",

Sociale kwestie is: hoe kunnen we het probleem van kinderarbeid, armoede, woon- en werkomstandigheden oplossen? 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? (1)
  • Een kwestie is een probleem of een vraag (question)

  • Steeds meer mensen kregen kritiek op kinderarbeid. Zoals leraren, dokters, advocaten, journalisten...
    Zij wilden een einde maken aan de  slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.
  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? (2)


  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht
  • Vraag: hoe zorgen we ervoor dat deze armoede en ellende worden opgelost?

Slide 13 - Tekstslide

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? (2)

  • Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)

  • Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Liberalen

  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid

  • Economie helemaal vrij laten, oftewel: de overheid moet zich niet bemoeien met de economie van een land.
  • Sociale wetten kosten teveel geld
VRIJHEID
  • Rechts in de politiek

Slide 18 - Tekstslide

Confessionelen
  • Confessie=geloof (Protestant/Rooms-katholiek)

  • Ongelijkheid omdat God het zo wil

  • Goede christenen helpen elkaar

  • Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen
    GELOOF
  • In het midden in de politiek

Slide 19 - Tekstslide

Confessionelen
 = Op geloof gebaseerd!

Slide 20 - Tekstslide

Socialisten
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen

  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)

  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)
Gelijkheid
  • Links in de politiek

Slide 21 - Tekstslide

Langzaam verbetering
Samuel van Houten
  • Eerste sociale wetten vanaf 1874: Kinderwetje van Van Houten

  • Leerplichtwet (1900), Woningwet (1901)

  • 1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen

  • 1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Vóór de Woningwet...
...na de Woningwet

Slide 24 - Tekstslide

Kinderarbeid
Gevaarlijke werkomstandigheden.

Slide 25 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? (1)
  • Steeds meer kritiek

  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken. Samen sta je sterk.

  • Arbeiders gaan daarom samenwerken in vakbonden.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
Wat past het beste? Een grote verandering in een korte tijd...
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 28 - Quizvraag

Wat is industrialisatie?
\Industrialisatie past het best bij:
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 30 - Quizvraag

Voor welke politieke stroming is vrijheid het belangrijkste?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Feministen
D
Confessionelen

Slide 31 - Quizvraag

Vooral rijke mensen stemmen hierop:
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Feministen
D
Confessionelen

Slide 32 - Quizvraag

Hoe noemen we de problemen van de arbeiders eind 19de eeuw?
A
Liberale kwestie
B
Arbeiders kwestie
C
Sociale kwestie
D
Asociale kwestie

Slide 33 - Quizvraag

Arbeiders verenigden zich in een:
A
Club
B
Vakbond
C
Kinderwet
D
Standensamenleving

Slide 34 - Quizvraag

Noem de drie politieke stromingen.
A
liberalen, socialisten, feministen.
B
liberalen, socialisten, confessionelen.
C
liberalen, democraten, confessionelen.
D
conservatieven,socialisten, confessionelen.

Slide 35 - Quizvraag

De sociale kwestie was een ... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 36 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 37 - Quizvraag

Gelijkheid
Gelijkheid hoort bij:
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Feministen
D
Confessionelen

Slide 38 - Quizvraag

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
industrialisatie
B
sociale kwestie
C
confessionalisme
D
socialisme

Slide 39 - Quizvraag

In 1874 kwam de 'Kinderwet van Van Houten'. Wat stond daarin?
A
kinderen moeten vanaf 12 jaar werken
B
kinderen moeten naar school
C
kinderen tot 12 jaar mogen niet werken
D
ouders mogen zelf weten wat hun kind doet

Slide 40 - Quizvraag

Waarom was het bijzonder dat Samuel van Houten met het kinderwetje kwam?
A
Hij was socialist
B
Hij was een fabrieksdirecteur
C
Hij was katholiek
D
Hij was liberaal

Slide 41 - Quizvraag

Socialisme staat voor:
A
Gelijkheid
B
Vrijheid
C
Geloof

Slide 42 - Quizvraag

Liberalisme staat voor:
A
Geloof
B
Vrijheid
C
Gelijkheid

Slide 43 - Quizvraag

Confessionalisme staat voor:
A
Vrijheid
B
Geloof
C
Gelijkheid

Slide 44 - Quizvraag

Met welke stroming heb jij het meeste?
socialisme
liberalisme
confessionalisme

Slide 45 - Poll

....en de winnaar is....

Slide 46 - Tekstslide

Einde les
Dank voor jullie inzet!
Top! 

Slide 47 - Tekstslide