Week 40 Woordenschat - Metafoor en personificatie

Vergelijking, metafoor en personificatie 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vergelijking, metafoor en personificatie 

Slide 1 - Tekstslide

Vergelijking 
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: het object (o) en het beeld (b).
 Een paar voorbeelden:
– De winnaar van de talentenjacht (o) was zo trots als een pauw (b).
– Wat een boom (b) van een kerel (o)! 

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijking 
Het object is iets uit de werkelijkheid, bijvoorbeeld de winnaar van de talentenjacht. Het beeld is iets waar het object op lijkt, bijvoorbeeld een pauw.

Om object en beeld met elkaar te verbinden, gebruik je: als (een) …, lijkt wel (een) …, zo … als (een) ..., een … van (een) …, … is net ….

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het object in de volgende vergelijking?

Koen is zo sterk als een os.
A
Koen
B
Os

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het beeld in de volgende vergelijking?

Jouw nichtje is zo knap als een barbiepop.
A
Jouw nichtje
B
Een barbiepop

Slide 5 - Quizvraag

 Woordenschat
Lezen: de theorie over metaforen en personificatie

Slide 6 - Tekstslide

Metafoor 
Bij een metafoor vallen object en beeld samen. Je vervangt dan het object helemaal door het beeld; in plaats van die rots zeg je bijvoorbeeld:
– Zullen we die olifant eens beklimmen?

Metaforen komen vaak voor als spreekwoord:

– Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
Dit betekent: Je mag niet klagen over de kwaliteit van iets wat je gekregen hebt.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is in de volgende zin de metafoor?

De camping bevond zich aan de voet van de berg.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de volgende zin de metafoor?
Karel kreeg op zijn veertiende eindelijk de baard in de keel.

Slide 9 - Open vraag

Personificatie 
Bij een personificatie geef je een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen:

– De zon doet zijn best tevoorschijn te komen.
– De toekomst lacht me tegemoet.
De wind huilt om het huis


Slide 10 - Tekstslide

Beeldspraak 


Een metafoor en een personificatie zijn – net als een vergelijking – vormen van beeldspraak. Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is in de volgende zin de personificatie?

Die Citroën uit 1980 kwam hoestend en proestend op gang.
A
Die Citroën
B
Kwam hoestend en proestend op gang
C
Uit 1980

Slide 12 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin de personificatie?

Onze tuin snakt naar regen

Slide 13 - Open vraag