H4 Werk aan de winkel; wat weet je al?

H4 


Werk aan de winkel!
Wat weet je al / nog?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H4 


Werk aan de winkel!
Wat weet je al / nog?

Slide 1 - Tekstslide

Arbeidsomstandigheden

Slide 2 - Tekstslide

Arbowet
Arbeidsomstandigheden met regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.

Slide 3 - Tekstslide

Arbeidsomstandigheden zijn:
A
Wat je precies als werk doet.
B
Afspraken tussen jou en je baas.
C
regels voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers te bevorderen.
D
Omgang met collega's en je baas.

Slide 4 - Quizvraag

Als de arbeidsomstandigheden verbeteren, dan:
A
blijft de arbeidsproductiviteit gelijk.
B
daalt de arbeidsproductiviteit.
C
stijgt de arbeidsproductiviteit.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is vraag naar arbeid?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen die werk zoeken.
C
Mensen van 15 jaar tot pensioen die werken.
D
Alle vacatures bij werkgevers.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is aanbod van arbeid?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen met werk en die werk zoeken.
C
Mensen van 15 jaar tot pensioen die werken.
D
Alle vacatures bij werkgevers.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is
B
Iedereen die werkt
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is

Slide 8 - Quizvraag

Een arbeidsovereenkomst is een
A
afspraak tussen de werkgever en werkgever.
B
papier waarop staat hoeveel pauze je hebt.
C
diploma om te mogen werken.
D
document met de arbeidstijden.

Slide 9 - Quizvraag

Bij zwart werk betaal je:
A
geen belasting en premie
B
geen belasting
C
wel belasting geen premie

Slide 10 - Quizvraag

Bij wie kan je een ww-uitkering aanvragen?
A
De overheid
B
Je oude werkgever
C
UWV
D
WW

Slide 11 - Quizvraag

Een ww uitkering wordt betaalt uit de
A
btw
B
accijns
C
sociale premies
D
inkomstenbelasting

Slide 12 - Quizvraag

Werknemersverzekeringen


Voorbeelden:
  • Ziektewet: Als je ziek bent, wordt in de eerste 2 jaar 70% van je loon doorbetaald.
  • WIA: Uitkering voor arbeidsongeschikte werknemers.

Slide 13 - Tekstslide

Werkloosheidswet
Door ziekte of andere omstandigheden kan je tijdelijk of niet meer werken. Hiervoor zijn werknemersverzekeringen.
WW: werkeloosheidswet 
WWZ: wet werk en zekerheid 
Transitievergoeding: een bedrag waarmee de werknemers de overgang naar een andere baan kunnen betalen. 

Slide 14 - Tekstslide

Krappe en ruime arbeidsmarkt
Krappe arbeidsmarkt (tekort) = meer vraag (door werkgevers)dan aanbod (van werknemers)

Ruime arbeidsmarkt (overschot) = meer aanbod (van werknemers) dan vraag (door werkgevers)


Slide 15 - Tekstslide

Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers

Slide 16 - Quizvraag

In Nederland werken er meer vrouwen fulltime dan mannen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Bij een fulltime baan werk je...
A
Minder dan 36 uur
B
5 dagen in de week
C
7 dagen in de week
D
Tussen de 36 en 40 uur

Slide 18 - Quizvraag

Arbeidstijdverkorting
A
Werklozen die niet bij het UWV staan ingeschreven.
B
Werkloosheid die door blijvende veranderingen in het productieproces door producenten. Hiervan is ook sprake als het aanbod van arbeid niet aansluit op de vraag ernaar.
C
Werkloosheid die ontstaat doordat de vraag naar goederen en diensten (tijdelijk) afneemt.
D
Als het aantal uren van een voltijdbaan wordt verminderd (bijvoorbeeld van 40 naar 36 uur) hierdoor groeit de werkgelegenheid.

Slide 19 - Quizvraag

In februari 2013 was het aantal geregistreerde werklozen bij het UWV 28.000 personen. In Maart 2013 was dit aantal toegenomen tot 43.000

Met hoeveel procent is het aantal geregistreerde werklozen toegenomen tussen februari en maart 2013?
A
65,1%
B
50%
C
53,6%
D
154%

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Conjuncturele werkloosheid
Schommeling in de economie
  • Meer sparen, minder uitgeven
  • Minder verkocht
  • Minder geproduceerd 
  • Minder mensen nodig 
  • Meer werkloosheid

Slide 22 - Tekstslide

Conjuncturele werkloosheid
  • Het gaat slechter met de economie (vooral conjunctuurgevoelige bedrijven --> tijdelijk minder vraag naar producten en diensten door consumenten.)

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het brutoloon?
A
Het loon dat je ontvangt en waar de inhoudingen al van af gehaald zijn.
B
Het loon wat je krijgt op je rekening.
C
Het loon waarop nog niets is ingehouden.

Slide 24 - Quizvraag

Structurele werkloosheid
Deze werkloosheid wordt veroorzaakt door veranderingen aan de aanbodkant van de economie. Is dit het geval, dan spreek je van structurele werkloosheid.

Voorbeelden:  door technologie, verplaatsen van productie naar het buitenland of als de werkzoekenden niet de geschikte opleiding hebben voor de banen die er  zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het nettoloon?
A
Het loon waarop nog niets is ingehouden.
B
Het loon dat je ontvangt en waar de inhoudingen al van af gehaald zijn.
C
Het brutoloon - vakantiegeld

Slide 26 - Quizvraag

Bij een vaste baan heb je....
A
Werk voor onbepaalde tijd
B
Werk voor bepaalde tijd
C
Een afgesproken einddatum

Slide 27 - Quizvraag

Vond je dat je goed antwoord op de vragen kon geven of niet?
(Had je veel goed of viel het tegen?)
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 28 - Poll