In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
4.3
Rekenen met massaverhoudingen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Voorkennis ophalen
Theorie 4.3
Werken met behulp van het boek/device
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Na deze les kun je:
Je kunt de massa van een atoom bepalen.
Je weet weer hoe je de massa van een molecuul berekend.
Je kunt rekenen met behulp van verhoudingen.
Je kunt rekenen aan reactievergelijkingen. (lesdoel voor de komende twee lessen)
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een chemische reactie?
Slide 4 - Open vraag
Wat voor energie-effecten kunnen er plaats vinden?
Slide 5 - Open vraag
Wat is de wet van massabehoud?
Slide 6 - Open vraag
Maak de reactievergelijking kloppend: (index hoort klein) CH4 + O2 --> CO2 +H2O
A
2CH4 + 3O2 --> 4CO2 +2H2O
B
CH4 + 2O2 --> CO2 +2H2O
C
2CH4 + 4O2 --> 2CO2 +4H2O
D
CH4 + O2 --> CO2 +H2O
Slide 7 - Quizvraag
Start massaverhoudingen
Slide 8 - Tekstslide
Massa van een atoom
Atomen zijn verschrikkelijk klein.
Daarom een nieuwe massa eenheid:
Atomaire massa (u)
Molecuulmassa is de massa van een molecuul.
Voor het oplossen van de opgave op de volgende dia heb je een periodiek systeem nodig.
Slide 9 - Tekstslide
Bereken de molecuulmassa van glucose (C6H12O6) (De index hoort klein te zijn)
Slide 10 - Open vraag
Uitwerking
Wat is de molecuulmassa van Glucose?(C6H12O6)
Bekijk eerst de massa van elk atoom.
De atomaire massa van C = 12,01 u.
Maar we hebben geen 1 C, maar 6 C.
Dus 6*12,01=72,06
Ditzelfde doe je ook voor de overige atomen.
Voor de H, 12*1,008=12,096.
En tot slot voor de O, 6*16,00=96,00.
De molecuul massa is dus 72,06+12,096+96,00=180,15 u
Slide 11 - Tekstslide
Massaverhoudingen(1)
Voor het rekenen met massaverhoudingen moet je het volgende kunnen:
Je moet een reactievergelijking kloppend kunnen maken (en kunnen opstellen).
Je moet de molecuulmassa kunnen berekenen.
Slide 12 - Tekstslide
Massaverhoudingen (2)
Voor het maken van de opgaven heb je altijd een PERIODIEK SYSTEEM NODIG!
Reactievergelijking ->hoeveel moleculen reageren er met elkaar en hoeveel ontstaan er.
Maar je weet niet hoeveel gram er bij een reactie betrokken is.
Slide 13 - Tekstslide
Chemisch voorbeeld
Fe (s) + S (l)-> FeS(s)
Één atoom ijzer reageert er met één atoom zwavel.
molecuulverhouding: 1 : 1
Verhouding aan de hand van de atomaire massa (Periodiek systeem)
Atomaire massa ijzer = ......... u
Atomaire massa zwavel = ........ u.
Massaverhouding: .......... : ........
Volgens wet van Lavoisier ontstaat er ........ u FeS.
Slide 14 - Tekstslide
Rekenen met de verhouding
Nu we de massaverhouding weten kunnen we er mee gaan rekenen.
We willen namelijk weten hoeveel gram zwavel er nodig is om 12,6 gram ijzer te laten reageren met zwavel.
Tot slot willen we weten hoeveel ijzersulfide er ontstaat.
Slide 15 - Tekstslide
Koolstof en zuurstof reageren in de massaverhouding 12,0:32,0 tot koolstofdioxide. Stel je verbrandt 3,0 gram koolstof, hoeveel gram zuurstof is er dan nodig en hoeveel gram koolstofdioxide ontstaat er dan?
Slide 16 - Open vraag
Huiswerk
Maak paragraaf 4.3 uit je boek of met je eigen device. Voordeel laptop: je werkt met je eigen leerroute!
timer
10:00
Slide 17 - Tekstslide
Afsluiting
Slide 18 - Tekstslide
De molecuulmassa van NH4NO3 is
A
80,052
B
66,042
C
48,052
D
94,062
Slide 19 - Quizvraag
Er reageert 24,3 gram magnesium met 1 6,0 gram zuurstof. Hoeveel gram van de ontstane stof magnesiumoxide kan er dan ontstaan?
Slide 20 - Open vraag
Natrium en water reageren in de massaverhouding 46,0 : 36,0. Als je 4,1 gram natrium wil laten reageren met water, hoeveel water heb je dan nodig?
Slide 21 - Open vraag
Huiswerk
Maak paragraaf 4.3 uit je boek of met je eigen device. Voordeel laptop: je werkt met je eigen leerroute!