Thema 4 Ordening B1 Het ordenen van organismen + B2 (vwo) Soorten en rassen

B1 Het ordenen van organismen
Kennen/Kunnen
  • Begrippen: Kenmerk, Domein, Archaea (h+v), eukaryoot, prokaryoot (h+v), Rijk, eencellig, veelcellig, soort, ras
  • Je kent de 3 (mavo 2) domeinen, en je kunt een voorbeeld geven van een organisme uit elk domein.
  • Je kunt het domein eukaryoten verder indelen in 3 rijken
  • Je kent de belangrijke celkenmerken om de 4 grote groepen in te delen
  • Je kunt van een cel bepalen uit welk domein/rijk het is door naar de celkenmerken te kijken.
  • Je kunt het verschil tussen soort en ras uitleggen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

B1 Het ordenen van organismen
Kennen/Kunnen
  • Begrippen: Kenmerk, Domein, Archaea (h+v), eukaryoot, prokaryoot (h+v), Rijk, eencellig, veelcellig, soort, ras
  • Je kent de 3 (mavo 2) domeinen, en je kunt een voorbeeld geven van een organisme uit elk domein.
  • Je kunt het domein eukaryoten verder indelen in 3 rijken
  • Je kent de belangrijke celkenmerken om de 4 grote groepen in te delen
  • Je kunt van een cel bepalen uit welk domein/rijk het is door naar de celkenmerken te kijken.
  • Je kunt het verschil tussen soort en ras uitleggen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Ordenen wat is dat eigenlijk? 
  • Domeinen en rijken 
  • Soorten en rassen
  • Tijd voor huiswerk
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de presentatie die op de volgende pagina staat
timer
9:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Voeg hier een 2 foto's toe van iets in je huis dat volgens hetzelfde kenmerk is geordend?

Slide 5 - Open vraag

Stamboom van organismen
(mavo alleen bacterien en eukaryoten)
eencelligen

Slide 6 - Tekstslide


Domeinen: 
  • Bacterien
  • Archaea
  • Eukaryoten

Prokaryoten

Rijken
  • Planten 
  • Dieren
  • Schimmels
Domeinen & Rijken

Slide 7 - Tekstslide

De belangrijkste celkenmerken om domeinen en rijken in te delen:

- wel/geen celkern
- wel/geen celwand
- wel/geen bladgroen-korrels
- eencellig of een-/veelcellig

Slide 8 - Tekstslide

Maak de volgende oefenopgave

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Hoeveel procent score had je?

Slide 11 - Open vraag

Soorten en rassen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe meer overeenkomst twee organismen vertonen, hoe meer ze bij dezelfde groepen worden ingedeeld.
Lijken op elkaar, zitten in dezelfde familie
Lijken niet elkaar, zitten niet eens in zelfde rijk

Slide 13 - Tekstslide




Sommige organismen lijken op elkaar, maar behoren niet tot dezelfde soort
Sommige organismen zijn erg verschillend, maar behoren wel tot dezelfde soort

Slide 14 - Tekstslide

Soort
Organismen behoren alleen tot dezelfde soort als ze zich onderling kunnen voortplanten en de nakomelingen vruchtbaar zijn.
Deze zijn niet dezelfde soort!

Slide 15 - Tekstslide

Ras
Een soort kan uit verschillende rassen bestaan.
Bijvoorbeeld alle hondenrassen behoren tot de soort hond.

Slide 16 - Tekstslide

Soort & Ras

  • Verschillende rassen van 1 soort kunnen samen vruchtbare   nakomelingen krijgen
  • Soms kunnen verschillende soorten samen nakomelingen krijgen, deze zijn dan niet vruchtbaar

Slide 17 - Tekstslide

DNA
DNA-sequencen = Volgorde van basenparen bepalen van DNA van een organisme
DNA-sequentie = Volgorde van het DNA van een organisme

De DNA-sequentie van organismen van dezelfde soort is vrijwel hetzelfde.

Slide 18 - Tekstslide

Korte quiz

Slide 19 - Tekstslide

Welk(e) rijk(en) hebben een celkern?
A
planten, dieren, schimmels en bacterien.
B
dieren, schimmels en bacterien.
C
planten en dieren
D
planten, dieren en schimmels

Slide 20 - Quizvraag

Welk(e) rijk(en) hebben geen celwand?
A
Schimmels
B
Dieren en schimmels
C
Dieren
D
Bacterien

Slide 21 - Quizvraag


Wat heeft een bacterie niet en een dier wel?
A
celwand
B
celkern
C
celmembraan
D
cytoplasma

Slide 22 - Quizvraag

De cellen van een appelboom hebben een kern
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Een cel die bestaat uit 1 cel, een celwand en celkern heeft maar geen bladgroenkorrels. Dit is een cel van?
A
bacterie
B
schimmels
C
plant
D
dier

Slide 24 - Quizvraag

Welke celkenmerken heeft het rijk van de dieren?
A
Celwand, celkern
B
Bladgroenkorrels, celkern
C
Celkern
D
Celwand, celkern, bladgroenkorrels

Slide 25 - Quizvraag

De cellen van mijn spieren hebben een kern
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag


Wanneer behoort een organisme tot dezelfde soort?
A
als het een populatie is
B
als het zich kan voortplanten
C
als het samen leeft
D
als het zich kan voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgt

Slide 27 - Quizvraag

Als je een verschillende ras bent dan ben je ook een verschillende soort
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Vertonen organismen die tot dezelfde soort behoren meer of minder overeenkomsten in DNA?
A
minder
B
meer

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk:
M (rood): Leren en maken B1 (opdracht 2 t/m 4) en B11 (Opdracht 42 en 43)
+ foto-opdracht

H (wit): Leren en maken B1 (opdracht 2 t/m 6 (je mag opdracht 7 ook proberen))
+ foto-opdracht

V (blauw): Leren en maken B1 + 2 (opdracht 2 t/m 6) + foto-opdracht

Slide 30 - Tekstslide

Afsluiting
  • Begrippen: Kenmerk, domein, Archaea, eukaryoot, prokaryoot, rijk, eencellig, veelcellig, soort, ras
  • Je kent de 3 domeinen, en je kunt een voorbeeld geven van een organisme uit elk domein.
  • Je kunt het domein eukaryoten verder indelen in 3 rijken
  • Je kent de belangrijke celkenmerken om de 4 grote groepen in te delen
  • Je kunt van een cel bepalen uit welk domein/rijk het is door naar de celkenmerken te kijken.
  • Je kunt het verschil tussen soort en ras uitleggen 

Slide 31 - Tekstslide