Engels les 5 oefenen toets

• Engels
• Basisschool
• Groep 7,8

Engels les 5 oefenen toets

Health - unit 5

Woorden uit les 1

a headache

to breathe

to hurt

to have a cold

flu

temperature

hospital

fever

a stomach ache

disease

Wat betekent flu?

1. koorts
2. gips
3. griep
4. moe

Wat betekent to have a cold?

1. ziek zijn
2. hoesten
3. moe zijn
4. verkouden zijn

Wat betekent a stomach age?

1. hoofdpijn
2. ziek zijn
3. voetpijn
4. buikpijn

Wat betekent disease?

1. ziekte
2. ziekenhuis
3. moeheid
4. ademen

Wat betekent fever?

1. ziekte
2. moe
3. koorts
4. gezond

Grammatica: werkwoord to have

I have   -    I've

you have   -   you've

he / she has   -   he has / she has

we have   -   we've

you have   -   you've

they have   -   they've

I

You

he/she

we

They

have

have

has

have

have

Woorden uit les 2
1. chickenpox 2. spots 3. plaster cast 4. the dentist
5. healthy

twisted

mumps

a bandage

chest

lungs

tired

verdraaid

de bof

een verband

borst

longen

moe

Woorden uit les 3

lungs - longen

tired - moe

twisted - verdraaid

a bandage - een verband

mumps - de bof

chest - borst

Grammatica: werkwoorden

I break my leg. My leg is broken. I have broken my leg.

I twist my shoulder. My shoulder is twisted. I have twisted my shoulder.

I hurt my head. My head hurts. I have hurt my head.

Woorden uit les 4

injured

accident

operation

victim

skeleton 

to cough

to blow your nose

a fivo-car collision

bite wounds

to break a bone

Wat betekent injured?

1. ziek
2. pijnlijk
3. gewond
4. verzorgd

Wat betekent accident?

1. ongeluk
2. slecht
3. ziekte
4. slachtoffer

Wat betekent victim?

1. ziekte
2. gewond
3. dader
4. slachtoffer

Wat betekent to blow your nose?

1. hoesten
2. je neus snuiten
3. uitzoeken
4. neus

Wat betekent a five-car collision?

1. kettingbotsing met vijf auto's
2. botsing
3. 5 auto's
4. kettingbotsing

Wat betekent bite wounds?

1. bijten
2. ziekte
3. wonden
4. bijtwonden

Wat betekent to cough?

1. hoesten
2. snuiten
3. spugen
4. kijken