SCC - le passé composé
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De passé composé gebruik ik om ...
A
iets over het nu te vertellen
B
iets over het verleden te vertellen
Slide 2 - Quizvraag
Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
+
Persoonlijk voornaamwoord
Vorm van het hulpwerkwoord avoir/être
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord
Slide 3 - Sleepvraag
Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai
Slide 4 - Sleepvraag
Bij een passé composé met ’avoir’, moet ik bij het voltooid deelwoord een extra letter toevoegen
timer
0:20
A
Vrai
B
Faux
Slide 5 - Quizvraag
aller, elle (passé composé)
Slide 6 - Open vraag
rester, nous (passé composé)
Slide 7 - Open vraag
manger, elle (passé composé)
Slide 8 - Open vraag
partir, il (passé composé)
Slide 9 - Open vraag
arriver, elle (passé composé)
Slide 10 - Open vraag
danser, je (passé composé)
Slide 11 - Open vraag
tomber, tu (passé composé)
Slide 12 - Open vraag
partager, nous (passé composé)
Slide 13 - Open vraag
Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
ma
père
a
écouté
un
film
mère
regardé
douze
Slide 14 - Sleepvraag
Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
mon
soeur
est
allée
au
restaurant
copain
allé
es
Slide 15 - Sleepvraag
Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
elles
ils
parties
parti
l'école
au
sont
à
