3.1 Het water stroomt en 3.2 Stroomgebieden

1 / 52
volgende
Slide 1: Video
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

3.1
Het
water stroomt

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les kun je...
  • De verdeling van het water op aarde beschrijven
  • De waterkringloop beschrijven
  • Drie soorten rivieren en de onderlinge verschillen benoemen
  • De effecten van rivieren op het landschap verklaren
  • Beschrijven hoe een stroomstelsel werkt
  • Het verschil aangeven tussen natuurlijke en kunstmatige afwatering
  • Het verschil aangeven tussen zoet, brak en zout water

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Er is oneindig veel water op aarde maar het zit vrijwel allemaal in de oceaan. Dat water is te zout om te worden gebruikt als drinkwater of voor de landbouw

Slide 5 - Tekstslide

Het water op aarde

Slide 6 - Tekstslide

Even kijken wat heb je onthouden...
Van al het water op de wereld is.....% zoet water
A
0,25 %
B
2,5%
C
25%
D
5 %

Slide 7 - Quizvraag

Van al het zoet water op de wereld is ....% toegankelijk zoet water
A
5%
B
1%
C
10%
D
15%

Slide 8 - Quizvraag

Bijna ...% van al het zoet water zit in de poolkappen en gletsjers en sneeuw
A
70%
B
50%
C
80%
D
30%

Slide 9 - Quizvraag

De waterkringloop
De zon zet alles in beweging!

Slide 10 - Tekstslide

De hoeveelheid water op aarde blijft altijd gelijk!
 

Maar de vorm verandert wel!

Slide 11 - Tekstslide

Korte kringloop =
alleen boven oceaan en zee
Lange kringloop =
boven land

Slide 12 - Tekstslide

Water stroomt altijd naar het laagste punt....de zee / oceaan
Rivieren komen op drie manieren aan water:
  • neerslag
  • gesmolten sneeuw
  • grondwater

Slide 13 - Tekstslide

Water in rivieren
Drie soorten rivieren:
  1. Regenrivier: water is afkomstig van neerslag
  2. Gletsjerrivier: water is smeltwater uit de bergen
  3. Gemengde rivier: zowel neerslag als smeltwater

Slide 14 - Tekstslide

Zoet, zout en brak water
Brak water = zoet en zout water gemengd

Zoet water =  licht
Zout water = zwaar

Slide 15 - Tekstslide

Uit hoeveel procent bestaat het aardoppervlak uit water?
A
40% water, 60% land
B
50% water, 50% land
C
60% water, 40% land
D
70% water, 30% land

Slide 16 - Quizvraag

Het grootste deel van het water op aarde bestaat uit ....
A
Zoet water
B
Zout water

Slide 17 - Quizvraag

De hoeveelheid water op aarde verandert
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Verreweg het meeste zoete water op aarde is bevroren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel procent van al het water op de aarde is drinkbaar?
A
1 %
B
5 %
C
10 %
D
20 %

Slide 20 - Quizvraag

Het zoute water op aarde zit in de ....
A
meren en rivieren
B
gletsjes en ijskappen
C
zeeën en oceanen
D
In de lucht

Slide 21 - Quizvraag

Grondwater hoort bij...
A
Lange kringloop
B
Korte kringloop
C
Beide kringlopen
D
Hoort niet bij de kringloop

Slide 22 - Quizvraag

Waar begint de waterkringloop
A
In de zee
B
In de bergen
C
Nergens, het is een kringloop
D
In de wolken

Slide 23 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
Welke faseovergang zie je bij nummer 2?
A
naar de vloeibare fase
B
naar de vaste fase
C
naar de gasfase
D
overgangsfase

Slide 24 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
Welke faseovergang zie je bij nr. 5
A
Naar de vloeibare fase
B
Naar de vaste fase
C
Naar de gasfase
D
Overgangsfase

Slide 25 - Quizvraag

Reliëf is...
A
Grote rivieren
B
Bossen
C
Hoogte verschillen
D
Losliggende stoeptegels

Slide 26 - Quizvraag


Wat is een gemengde rivier?
A
Alleen regenwater
B
Alleen smeltwater
C
Regenwater en smeltwater
D
Een kronkelende rivier

Slide 27 - Quizvraag

3.2 Stroomgebieden

Slide 28 - Tekstslide

Natuurlijke afwatering
  • Een stroomstelsel bestaat uit een rivier met zijrivieren
  • Een stroomgebied is het gebied waar al het water in dat gebied uiteindelijk via die rivier in zee uitkomt
  • Ze worden gescheiden door waterscheidingen (bv gebergten)

Slide 29 - Tekstslide

Opbouwen en afbreken
  • Rivierwater neemt onderweg sediment mee (zand, klei, grind)
  • Onderweg wordt dit losgelaten, dit noemen we sedimentatie
  • Water kan door kracht ook dingen afbreken, zoals bij een overstroming. Dit noemen we bodemerosie


Slide 30 - Tekstslide

Debiet
  • De hoeveelheid water die een rivier afvoert noem je: debiet. Wordt uitgedrukt in m3
  • Wanneer regent het meer: in de zomer of in de winter?

Slide 31 - Tekstslide

Regiem
De hoeveelheid van het water dat gedurende een jaar door de rivier stroomt wisselt. Dat noem je het regiem.

Slide 32 - Tekstslide

Debiet en Regiem
Leg de begrippen Regiem en Debiet uit.

Slide 33 - Tekstslide

Debiet en Regiem

Slide 34 - Tekstslide

Stroomgebieden

Slide 35 - Tekstslide

Welke rivier heeft het grootste debiet?
A
Rijn
B
Maas
C
Schelde
D
Eems

Slide 36 - Quizvraag

Hoe snel stroomt de rivier?
De Rijn stroomt bij Lobith ons land binnen en mondt 175 km verder bij Hoek van Holland in zee uit. 
Het hoogteverschil tussen beide plaatsen is 14 meter. 
Dat  heet verval
De Rijn stroomt langzaam

Slide 37 - Tekstslide

Verval en verhang

Slide 38 - Tekstslide

In de bergen
 waar grote hoogteverschillen zijn stroomt de rivier veel sneller.

Daar zijn verval en verhang groter.

Slide 39 - Tekstslide

Kunstmatige afwatering
  • Def.: Het afvoeren van water uit een gebied door mensen (dus via kanalen, drainage, ect. )
  • Vooral in laag-Nederland
  • Gebied ligt vor een deel onder NAP (Normaal Amstersdams Peil) dat het zeenivea aangeeft.

Slide 40 - Tekstslide

NAP staat voor
A
Nederlands algemeen Peil
B
Nederlands Amsterdam Peil
C
Normaal algemeen Peil
D
Normaal Amsterdams Peil

Slide 41 - Quizvraag

Hoe noemen we de mix tussen zout en zoet water?
A
Sterk water
B
Brak water
C
Mix water
D
Combinatie water

Slide 42 - Quizvraag

Een gemengde rivier heeft als kenmerk:
A
Dat het zoet en zout water heeft
B
Dat het zowel een gletsjerrivier als een regenrivier is
C
Dat het zowel recht is als kronkelt
D
Dat het zowel hard stroomt als zacht stroomt

Slide 43 - Quizvraag

Zoet water is lichter dan zout water
A
Juist
B
Onjuist
C
even zwaar

Slide 44 - Quizvraag

Wat is de verhouding tussen zoet en zout water op aarde?
A
70% zoet / 30% zout
B
50% zoet / 50% zout
C
38 % zoet / 62% zout
D
97.5% zout/ 2,5% zoet

Slide 45 - Quizvraag

Brak water is
A
Lauw water
B
Mengsel van zoet en zout water
C
Niet gezuiverd water
D
Water met een te laag zuurstofgehalte

Slide 46 - Quizvraag

Waarom is weinig zoet water bruikbaar voor de mens?
A
het zit in gletsjers
B
te ver weg
C
stroomt te snel
D
we hebben geen zoet maar zout water nodig

Slide 47 - Quizvraag

Wat is zwaarder: zoet water of zout water? En mengen de 2 wateren met elkaar?
A
Zout water is zwaarder dan zoet, de 2 mengen wel!
B
Zout water is zwaarder dan zoet, de 2 mengen niet!
C
Zoet water is zwaarder dan zout, de 2 mengen wel!
D
Zoet water is zwaarder dan zout, de 2 mengen niet!

Slide 48 - Quizvraag

Voor ons drinkwater zijn we afhankelijk van,,,,,,,,
A
zoet water
B
zout water
C
zoet en zout water

Slide 49 - Quizvraag

Zijn er nog dingen onduidelijk?

Slide 50 - Open vraag

Aan de slag
  K: 1 tm 7
TL: 1 tm 10a (10b en c niet)


Slide 51 - Tekstslide

Nederland zonder dijken
Normaal Amsterdams Peil

Slide 52 - Tekstslide