MC Test Week 1

1. Welk van de onderstaande ontwikkelingen wordt niet geassocieerd met de neolithische revolutie?
A
De vervanging van stenen werktuigen door ijzeren
B
De introductie van irrigatielandbouw
C
Het ontstaan van sedentaire leefwijzen
D
De ontwikkeling van schrift
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

1. Welk van de onderstaande ontwikkelingen wordt niet geassocieerd met de neolithische revolutie?
A
De vervanging van stenen werktuigen door ijzeren
B
De introductie van irrigatielandbouw
C
Het ontstaan van sedentaire leefwijzen
D
De ontwikkeling van schrift

Slide 1 - Quizvraag

2. De vroegste voorbeelden van staatsvorming in de geschiedenis hangen direct samen met...
A
De neolithische revolutie
B
De introductie van irrigatielandbouw
C
Het ontstaan van sedentaire leefwijzen
D
De opkomst van de hoplietenfalanx

Slide 2 - Quizvraag

3. Het Lineair A werd gebruikt...

A
Op het Griekse vasteland
B
In Egypte
C
Op Kreta
D
In de Phoenicische steden

Slide 3 - Quizvraag

4. De Babylonische oppergod heette...
A
Ahuramazda
B
Nergal
C
Nabu
D
Marduk

Slide 4 - Quizvraag

5. Welke achttiende-eeuwse Babylonische koning staat bekend als de opsteller van een belangrijk en zeer vroeg wetboek?
A
Sargon
B
Nebukadnessar II
C
Hammurabi
D
Assurbanipal

Slide 5 - Quizvraag

6. De macht van staten in het Nabije Oosten rond 1600 v.Chr. berustte op een nieuwe vinding, namelijk...
A
De falanx
B
De deportatie-politiek
C
Kunstmatige irrigatie
D
De strijdwagen

Slide 6 - Quizvraag

7. Welke Egyptische farao voerde een monotheïstische cultus voor de zonnegod in?
A
Ramses
B
Achnaton
C
Thutmosis
D
Tutanchamon

Slide 7 - Quizvraag

8. Uit welke periode dateert het Egyptische Nieuwe Rijk?
A
2600-2150 v.Chr.
B
2000-1800 v. Chr.
C
1800-1550 v.Chr.
D
1550-1100 v Chr.

Slide 8 - Quizvraag

9. Wat was de belangrijkste stad op Kreta tijdens de Minoïsche periode?
A
Mycene
B
Thebe
C
Knossos
D
Troje

Slide 9 - Quizvraag

10. Een redistributie-economie is...
A
Een economie waarin een autocratische staat via belastingen de landbouwoverschotten verzamelde
B
Een economie waarin de prijs van goederen wordt bepaald door vraag en aanbod
C
Een economie die gebaseerd is op oorlogsvoering
D
Een economie die gebaseerd is op ruilhandel

Slide 10 - Quizvraag