blok 2 Fictie

Fictie
                        Boek blz.59 t/m 71
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie
                        Boek blz.59 t/m 71

Slide 1 - Tekstslide

Lekker lezen: Smokkelaars
Boek: blz. 59 t/m 62

Slide 2 - Tekstslide

patrouilles
de moffen (mof)
verbeten
de pungel
de drommel
commiezen
het schuttersfeest
vastberaden, fanatiek
zielig persoon
feest van leden van een schietvereniging
scheldnaam voor Duitsers
mensen die voor de overheid werken
groep soldaten
soort draagzak

Slide 3 - Sleepvraag

Verhaalsoorten/genre
Hiernaast zie je verschillende soorten verhalen.
Sommige boeken kunnen wel bij twee soorten horen.

Bijvoorbeeld de Donald Duck. Dit zou je een dierenverhaal, maar ook een humoristisch verhaal kunnen noemen.

Slide 4 - Tekstslide

leeservaring beschrijven
beoordelingswoorden
Met sommige beoordelingswoorden kun je aangeven wat het verhaal met je doet.
Andere beoordelingswoorden geven aan hoe realistisch je het verhaal vindt.

Slide 5 - Tekstslide

beoordelingswoorden

Slide 6 - Woordweb

tegenstellingen

Slide 7 - Tekstslide

laat me meeleven
origineel
veel actie
vol vaart
ontroerend
duidelijk
gebeurt weinig in
verwarrend
raakt me niet
zegt me niets
traag
bekend

Slide 8 - Sleepvraag

Gedicht
Lees de theorie op blz. 69.
Probeer zoveel mogelijk kenmerken van een gedicht te onthouden.

Slide 9 - Tekstslide

kenmerken van een gedicht

Slide 10 - Woordweb

taalgebruik van een gedicht

Slide 11 - Tekstslide

herhaling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar telkens net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 12 - Quizvraag

tegenstelling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar telkens net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 13 - Quizvraag

overdrijving =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar telkens net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 14 - Quizvraag

opsomming =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar telkens net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

wat herken je het lied van Marco Borsato?

Slide 17 - Woordweb

En nu aan de slag!
                                  maken: 
                                  opdr. 1, 
                                  opdr. 2, 
                                  opdr. 3, 
                                 opdr. 4, 
                                 opdr.5, 
                                            opdr. 6 (vraag 1) 
                              opdr.7

Slide 18 - Tekstslide

Evaluatie
1)   Ik vond deze les ....... en het was wel / niet wat ik ervan verwacht had. 

2)   Tips en Tops.......

3)   Heb je gewerkt aan een van jouw doelen? (Onenote? )

Slide 19 - Tekstslide

(huis)werk

Noteer in je agenda:


blz. 63 t/m 70   opdr. 1 t/m 7 

van opdr. 6 alleen de eerste vraag

Slide 20 - Tekstslide