2425 week 2


  • nakijken exercice 6
  • mondeling oefenen
  • werkwoorden -er
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb je geoefend met spreken in het Frans
  • weet je weer precies hoe je werkwoorden -er vervoegt in de présent/passé composé
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


  • nakijken exercice 6
  • mondeling oefenen
  • werkwoorden -er
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb je geoefend met spreken in het Frans
  • weet je weer precies hoe je werkwoorden -er vervoegt in de présent/passé composé

Slide 1 - Tekstslide

Les devoirs
Leren apprendre 1 en 2 blz 38 en 39

Slide 2 - Tekstslide


F-N

le décalage horaire
le coup de foudre
se revoir
faire de la plongée sous-marine
la pluie



N-F

het westen
misschien
rijk
het strand
het bos

Slide 3 - Tekstslide

Les devoirs
Nakijken exercice 6 blz 13 en 14

Slide 4 - Tekstslide

Qui es-tu?
● Comment tu t'appelles ? 
● Quel âge as-tu? 
● Tu habites où ? 
  • C’est quand, ton anniversaire?
  •  Tu as des frères ou des sœurs ?
parler

Slide 5 - Tekstslide

Carte de fidélité
Huiswerk af = 1 sticker
8 vd 10 goed vocabulaire = 1 sticker

Slide 6 - Tekstslide

Quel est le mois de l'année?

Slide 7 - Tekstslide

Het is mooi weer
Het waait
Het sneeuwt
Het onweert
Het is bewolkt
Het regent
Het vriest
Het is slecht weer
le ciel est couvert -
de lucht is bedekt

Slide 8 - Tekstslide

Parler
Quelle est la date aujourd’hui?
Quel jour sommes-nous?
A quelle heure commence l’école?


Slide 9 - Tekstslide

Werkwoorden op -er
présent - 8.1 blz 150
 passé composé 9.1 met avoir blz 157 en en être 158

Slide 10 - Tekstslide

passé composé avoir of être
Vaker avoir of être?

Slide 11 - Tekstslide

Je dansé.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord in het NL
dansen - ik heb gedanst
J'ai dansé

gaan - ik ben gegaan
je suis allé

Wat zijn de 2 hulpwerkwoorden? 

Slide 13 - Tekstslide

Le passé composé

Dus: hulpwerkwoord AVOIR of ÊTRE en een voltooid deelwoord
 



Slide 14 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
Kijk naar de uitgangen van een werkwoord



Werkwoorden op -er:

Haal de laatste -r weg en zet een accent op de laatste é -->

Parler -  praten --> 
parlé - gepraat

Slide 15 - Tekstslide

Wat valt je op - wat is de regel?


Il a donné - Elle a donné
Il est parti - Elle est partie
Nous avons fini - Vous avez fini
Je suis tombé(e) - Ils sont tombés

Slide 16 - Tekstslide

Le passé composé
Als het hulpwerkwoord être is, kan het voltooid deelwoord extra letters krijgen:

mnl ev
-
Il est allé
vrl ev
+e
Elle est allée
mnl mv
+s
Nous sommes allés
Vous êtes allés
Ils sont allés
vrl mv
+es
Elles sont allées

Slide 17 - Tekstslide

                   être           avoir        

je (j')
tu


nous
vous
ils / elles
il/elle/on
suis
avons
sont
a
sommes
avez
ont
es
êtes
as
est
ai

Slide 18 - Sleepvraag

Avoir
Etre
nous sommes
tu es
j' ai
nous avons
Pim et Sandra ont
Sandra et michelle sont

Slide 19 - Sleepvraag

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
gagner
B
faire
C
aller
D
avoir

Slide 20 - Quizvraag

Welke vorm van de passé composé klopt hier niet?
A
je suis été
B
j'ai fait
C
j'ai eu
D
j'ai pris

Slide 21 - Quizvraag

Elle (regarder, passé composé) un film sur Netflix
A
a regardé
B
est regarder
C
est regardé
D
est regardée

Slide 22 - Quizvraag

wij hebben gedanst
A
nous dansé
B
nous avons dansé
C
nous sommes dansés
D
nous avons dansés

Slide 23 - Quizvraag

Zij is gestegen
A
elle est monté
B
elle a monté
C
elle est montée
D
elle a montée

Slide 24 - Quizvraag

La reine ......................... (is aangekomen)
(De koningin)

Slide 25 - Open vraag

Elles ... (rester, passé composé)

Slide 26 - Open vraag

Maak een zin met een passé composé.
mon
père
a
en
train
voyagé

Slide 27 - Sleepvraag

Weten we de présent nog?
Bijvoorbeeld:

Ik zoek
Jij zoekt
Hij zoekt
Wij zoeken
Jullie zoeken / U zoekt
Zij zoeken
CHERCHER


Je 
Tu
Il 
Nous
Vous
Ils

Slide 28 - Tekstslide

Weten we de présent nog?
Bijvoorbeeld:

Ik zoek
Jij zoekt
Hij zoekt
Wij zoeken
Jullie zoeken / U zoekt
Zij zoeken
CHERCHER


Je cherche
Tu cherch
Il cherch
Nous cherch
Vous cherch
Ils cherch

Slide 29 - Tekstslide

Weten we de présent nog?
Bijvoorbeeld:

Ik zoek
Jij zoekt
Hij zoekt
Wij zoeken
Jullie zoeken / U zoekt
Zij zoeken
CHERCHER


Je cherche
Tu cherches
Il cherch
Nous cherch
Vous cherch
Ils cherch

Slide 30 - Tekstslide

Weten we de présent nog?
Bijvoorbeeld:

Ik zoek
Jij zoekt
Hij zoekt
Wij zoeken
Jullie zoeken / U zoekt
Zij zoeken
CHERCHER


Je cherche
Tu cherches
Il cherche
Nous cherch
Vous cherch
Ils cherch

Slide 31 - Tekstslide

Weten we de présent nog?
Bijvoorbeeld:

Ik zoek
Jij zoekt
Hij zoekt
Wij zoeken
Jullie zoeken / U zoekt
Zij zoeken
CHERCHER


Je cherche
Tu cherches
Il cherche
Nous cherchons
Vous cherch
Ils cherch

Slide 32 - Tekstslide

Weten we de présent nog?
Bijvoorbeeld:

Ik zoek
Jij zoekt
Hij zoekt
Wij zoeken
Jullie zoeken / U zoekt
Zij zoeken
CHERCHER


Je cherche
Tu cherches
Il cherche
Nous cherchons
Vous cherchez
Ils cherch

Slide 33 - Tekstslide

Weten we de présent nog?
Bijvoorbeeld:

Ik zoek
Jij zoekt
Hij zoekt
Wij zoeken
Jullie zoeken / U zoekt
Zij zoeken
CHERCHER


Je cherche
Tu cherches
Il cherche
Nous cherchons
Vous cherchez
Ils cherchent

Slide 34 - Tekstslide

Les devoirs
Bereid je mondeling voor

Zorg dat je antwoord kunt geven op de vragen in het document in Classroom. Volgende les spel.

Slide 35 - Tekstslide

  • overzicht MO's
  • écrire - formatieve opdracht
  • oefenen met spreekkaartjes
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik beter een zin opbouwen in het Frans
  • heb ik een een schrijfopdracht gemaakt over je vakantie
  • heb ik geoefend voor mijn MO

Slide 36 - Tekstslide

Zinsopbouw Frans
Mon père a une nouvelle voiture.
Mon père a acheté une nouvelle voiture.




Slide 37 - Tekstslide

3 lijsten:
J'ai beaucoup aimé:
la plage, la nourriture, les montagnes: leg uit waaarom
Bijvooorbeeld:
La plage: j´ai lu beaucoup de livres


Slide 38 - Tekstslide

Waar moet je op letten?


J'ai beaucoup aimé:
la plage: j'ai lu beaucoup de livres

zelfstandig naamwoord: onderwerp + passé composé + rest zin

Slide 39 - Tekstslide

J'ai beaucoup aimé
lidwoord & zelfstandig naamwoord

Slide 40 - Woordweb

J'ai beaucoup aimé
lidwoord & zelfstandig naamwoord:
onderwerp + pc + rest zin

Slide 41 - Woordweb

Au travail
Opdracht en checklist samen doornemen
timer
1:00

Slide 42 - Tekstslide

Mondeling oefenen
Buitenkring en binnenkring

meneer van Leeuwen
timer
15:00

Slide 43 - Tekstslide

Au travail - exercice 7
Maak 3 lijsten:

J'ai bien aimé:
La nourriture: j'ai mangé beaucoup de crêpes

Slide 44 - Tekstslide

Au travail - exercice 7
Maak 3 lijsten:

Voorbeelduitwerking
J’ai passé trois semaines avec ma famille dans un camping en Bretagne.

J’ai beaucoup aimé :
le temps : il a fait très beau.
l’amitié : j’ai rencontré beaucoup de jeunes et nous sommes devenus amis.
la plage : on a joué au volleyball sur la grande plage de sable.


Slide 45 - Tekstslide

J’ai bien aimé :
les crêpes : j’ai gouté les spécialités régionales. J’ai surtout bien aimé les crêpes.
le festival : avec mes amis du camping, je suis allé à un festival. C’était pas mal !

J’ai moins aimé / je n’ai pas aimé :
le voyage : sur l’autoroute, il y avait beaucoup de bouchons. Le voyage du retour a duré presque 18 heures. Horrible !

Mais j’ai adoré mes vacances en Bretagne et je veux y retourner l’année prochaine !



Slide 46 - Tekstslide