Werkwoordspelling havo 2, kern les 27

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

4 vragen 
hierna volgen 4 vragen.  Spel de werkwoordsvormen juist in de zinnen. Let goed op in welke tijd je dit moet doen: tegenwoordige tijd (tt), verleden (vt) of voltooide tijd (vd).

Slide 3 - Tekstslide

Lionel Messi (stichten, vt) veel verwarring bij de verdediging van de tegenstander.

Slide 4 - Open vraag

Jij (raden, tt) het antwoord nooit!

Slide 5 - Open vraag

Heeft hij dat filmpje echt op YouTube (plaatsen, vd)?


Slide 6 - Open vraag

Niemand weet wat er precies (gebeuren, vd) is met de vrouw die een vuurwerkbom in haar capuchon kreeg.


Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De leraar (geloven, t.t)
die leugens toch niet?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Hij (verwachten, v.t.)
niet dat de leerlingen de toets zouden vinden.

Slide 14 - Open vraag

Tante Yvonne (wandelen, vt) altijd heel graag met haar hondje Turbo.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Vanuit een woonhuis (worden, tt)
de dader al een tijd (bespieden, v.d.)
.

Slide 17 - Open vraag

Ik ben toen ik klein was vaak door mijn kat (krabben, vd).

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Mijn broertje moest betalen voor de (breken, vd als bn) ruit.

Slide 23 - Open vraag

De (verwoesten, vd als bn) voorgevel werd gelukkig vergoed door de verzekering.

Slide 24 - Open vraag

Wat doen we vandaag? 
- Vlog bespreken 
- instructie Engelse werkwoorden 
- zelfstandig aan de slag 

Volgende week zijn er uitlegtafels over werkwoordspelling en grammatica 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Halverwege werd nog de snelste tijd (timen, v.d.) , maar hij (finishen, v.t.)
als laatste.

Slide 27 - Open vraag

Hij (faken, vt) dat hij (faceliften, vd) was.

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide